Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Maandag, 28 Februarie 1898, middagGa naar margenoot+O Poëzie, verlaat mij niet! O turen, denken, en zien bewegen, even, de takken teêr voor lichte en kleurge lucht, en dan uw aandoening te bespeuren, dat eiglijk is te weten dat gij altijd in de nabijheid zijt. Heel stil te zitten en te denken aan wat ik hèb gezien, aan hoe de wolken waren en de wind, hoe ik vlakten van bleeken zonneschijn zag liggen over dorre blâren en hoe het hemelblaauw zoo zilverlicht zag door het bosch der boomen heen. Ik die nu zoo bedrukt ben, ik smeek het U, gij zult mij niet verlaten. Gij zult mij blijven omgeven met uw stilte, waar de klanken zoo heerlijk in zijn. Gij zult mij leven láten in uwer Schoonheid klaren en onverwinlijken Schijn. * Ga naar margenoot+O mijn lieve gedachte, hoe gingt gij ook weêr. Kent gij mij dan niet meer, ken ik U dan niet meer. Ach, gij waart meest aan iets heel kleins, dat ik zoo zag, de blik mijner ziel die met den blik van mijn oog op een bevend madeliefje viel, of zoo. Maar soms was het mij toch of ik U zag als groote wolken of golven van leven bewegen. |
|