Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
aant.Dinsdag, 8 Februarie 1898, middagGa naar margenoot+Ik ga mijne gedachte na. Ik leef. Ik zie mijn handen. Mijne gedachte leeft. Toch schijnt alles mij zoo leêg. Ik zat daar-zoo te kijken. Zelfs niet wachtend. Niets. Toen merkte ik door mijn oogen heen, toch iets. Niets ziend, niets merkend. Door de oogen heen alleen merkend het gevoel van: iets. Ik zat onbewegelijk te kijken. Toen bewoog op-eens mijn hoofd heel even en zag ik dat bewegen in het bewegen van dat waarnaar ik keek. Toen was het net of in dat dat zoo was ook iets was. |