Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
MiddagZoû het niet beter zijn uit een kommetje te drinken, op een stoel te zitten en door de akkers te wandelen zoo als de jongeling Jezus dronk, zat en wandelde, dan stijl-rijke afbeeldingen te geven van den Hemel met Jezus er in als Koning of Prins? Zoû daarom wellicht de stijl van een Millet of Delftschen Vermeer de opperste stijl zijn? De hemel spiegelt zich in den modderplas. * Ga naar margenoot+Het was of er lichter licht in mijn oogen dan daar-buiten was. Niet dat het er uit scheen en de voorwerpen verlichtte. Ik kan niet zeggen, dat ik het bepaald zóó zag. Maar ik zag het toch ín mijn oogen als te gelijk met het dicht- en opengaan der oogleden, de blik zich verplaatste. Ik merkte ook dat het iets goeds was. Niet ziek en onder de natuur, maar, zoo te zeggen, boven de natuur. Ik zag mij recht-op langzaam gaan door een lange statige laan, waar aan 't eind teêr kleurig licht was. Ik was verwonderd. Ik wist, dat het er niet meer zijn zoû als ik dicht-bij kwam. Toen keek ik op en 't was ook zoo. Mijn oogen-bladen sluiten zich soms over hun harten voor het landschap. terwijl mijn hoofd heel lichtlijk deint ter zij, zoo als een jonge vrouw doet, verlegen dat hare schoonheid wordt gezien; en andre keeren weêr alsof het hoofd zich schuin te ruste legt om te genieten een bedwelmende gedachte. * De fijne zilver-glans, dien 'k om haar heb zien schijnen, dien ik stil voor de ziel van haar lief lichaam houd, heb ik voorheen slechts één maal gezien, als zilverschijn over de oogen henen. | |
[pagina 150]
| |
Een heele enkle maal zijn wel mijn oogenblikken zoo schoon alsof zij zijn haar oogen-blikken. * Op een plaats hoog gelegen, waar alles wit was en heel licht, heb ik een zoete maagd, wier schoon gezicht, door teêren krans van witte kleur schoon was omgeven, mijn leven gegeven. Toen is een maagdelijk man bij mij opgekomen en heeft mij aan zijn borst genomen en weenend mij gekust. |