Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Donderdag, 9 December 1897, ochtendHet licht was er wel, aller-wege. Maar mij werd niets aangedaan. De zon was nog niet opgegaan. In half donker zag ik de dingen staan, die mij vreemd tegen zwegen. Ga naar margenoot+In de lucht, waar ik gistren eerst een grooten keizers-steek, en toen d' afbeelding van Napoleon zag, waren thands groote zwarte vluchtende scharen. Onder het donker van mijn goeden weg, hoorde ik het roepen van een knaap, die mij toen tegenkwam en groette. Ik heb bemerkt, dat ik verloren had mijn schat. 't Was alles wat ik had. Zij was zoo bleek en beefde zoo met angstige oogen en kloppend hart. Maar ik was kalm en zeker dat zoo ik deze schat niet te-rug vond, ik een andere zoû vinden. Toen is de kleine knaap gaan zoeken en na korten tijd hoorde ik hem roepen dat hij de schat gevonden had. Met blank en blij gelaat heeft hij de schat mij weêr-gegeven, die ik verloren had. 't Was alles wat ik had. * .... de beweging waarmeê hare hand het dekseltje van een lief voorwerp niet daadlijk loslaat maar, zonder dat haar hoofd het weet, nog stil heel even oplicbt en verschuift ofschoon het zoo reeds goed stond, - nu ze het voorwerp er meê dekt.... * |