Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Maandag, 22 November 1897, ochtendSchoonheid is van zelve zacht. Het ligt ook in den klank. Hoort gij niet dat de uitdrukking ‘harde schoonheid’ een redelozen klank zoû hebben. Niet alleen is de schoonheid van Venus zacht en die der Heilige Maria, maar even eens die van Apollo en van Christus. Ja, ook de lijnen der reus-achtige Zeuskoppen zijn zacht. Hard is alleen de kunst, die niet de Schoonheid bestreeft. De Ziel is zacht, de ziel is zeer zacht van materie. Een waas is van nature zacht. Hebt gij in Shakespeare het waas wel opgemerkt, dat om het leven van alle tooneelen, ook om de lachende en om de moordende, hangt? * Ga naar margenoot+Zij klopte aan mijn kamerdeur. Maar ik heb Haar niet toegelaten. Toen is in mij iets achter-uit gedeinsd en heeft hoog op-gekeken naar een rag van verdriet, dat mij scheen goud van kleur. * Ga naar margenoot+Ik heb een kleine hoop dat ik wel eens met vele menschen | |
[pagina 108]
| |
verkeeren zal kunnen zonder dat het mij bezwaart, zoo als ik nu met enkele verkeer. Want Zij, al mint Zij mij ook meer, bemint toch alle andre menschen. * Ga naar margenoot+Ik ben gaan wandlen onder de bewolkte lucht, maar met meer blaauw er door. Ik hoorde vele geluiden en geen stilte. Ik moest denken aan een boom, die ik toch ook gezien had met iets ín mij, zoo naakt in de mist staan, en die toch in mijn werk niet was gekomen. Ik zag hem nu ook weêr, naakt daar staan, maar nu zonder mist er om. En na dien heb ik met het innerlijk oog niets gezien. * Ga naar margenoot+...het haar, met onbeweeglijk slank gebaar langs bovenen langs achterzij van kleine hoorend oor, het maagdlijk is van lijn en zachten schijn. |
|