Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Donderdag, 28 Oktober 1897, ochtendGa naar margenoot+Gevalletje in de kamer vol ochtend-zon: Ik zeide, dat er zéven stuks voor de post waren. Zij antwoordde, dat het (in der daad) véél was. Zij had dit namelijk begrepen als iets triomfantelijks, als een blije bluf. Ik had het alleen gezegd voor de naauwkeurigheid. Toen moest ik blij lachen: ‘O, dacht je, dat ik...’ Zij trok alleen een gezichtje van betraptheid, waaruit bleek dat zij in mijn lachen, aan haar en aan mij haar mij lief schijnende aard ont-dekt hoorde. Zoo een heel klein gevalletje is heel weinig ver van het sublime af. De schoonste dingen zijn er in als in een nederigen dauwdruppel: de hemel weêrkaatst er in. Hoe weet ik, dat dit, daar het de schoonste wijsheid in dáád èn ónbewust is, het wint van de gelukkigste formuleering eener wijsgeerige gedachte. Zoo begínt nu mijn dag, die er uitzag als een gewone. * | |
[pagina 59]
| |
Toen mijn hooge tijd, van 17 tot 24 Oktober, voorbij was, kreeg ik weêr meer honger en gevoelde vroolijkheid lager en voller stroomen. Dit bewijst ook de verwantschap der Twee toestanden van verheffing, de ascetische en de synthetische. Want minderhonger is in de richting van Askeze. Minder-honger komt door het werken in het Onbewuste van het zelfde wat in het Bewuste werkt als er wel honger is maar men zich beveelt aan dien honger slechts weinig te voldoen. * Daar is het huwelijk Ideaal, waar de mate van Ziende-Weten bij den man naauwkeurig over-een-komt met de mate van Onziend-Weten bij de vrouw. Waar de ontmoeting dier Twee plaats heeft, raken de man en de vrouw elkaâr Goddelijk aan. * Ik heb tot nu toe niet goed het onderscheid begrepen tusschen de leer, dat Kristus ‘God-de-Zoon’ is, en die, dat de Goddelijke Waarheid eenvoudig door Kristus meer dan door anderen tot de menschen is gekomen. Geen van beide partijen meent, dat Kristus is de Zoon van God in de beteekenis die deze woorden hebben, waar men de eene mensch zoon van den anderen mensch noemt. Beide partijen zijn het er ook over eens, dat God (-de-Vader) is (een) ‘Geest’. - Kristus was de zoon eener vrouw, die vervuld was van den Geest, die God is. * Kan een vrouw baren, die niet gepaard heeft? Dit komt niet onmogelijk voor, ook al zoû het slechts eens in de vijf duizend jaar geschieden. Het onderscheid tusschen het verschijnsel der wonden in de leden eener vrouwGa naar voetnoot*, die geheel was opgegaan in de aanschouwing in verbeelding der wonden van haar Geliefde, en dat van | |
[pagina 60]
| |
bevrucht te worden door den ‘Heiligen Geest’, is niet absoluut. Er is nog een weg. Nu wij de ‘Wonderen’ als feiten aannemen, is ook dit Wonder aannemelijk. Tusschen het vermenigvuldigen van visschen, dat is het eensklaps doen ontstaan van visschen in de open lucht, waar er geen waren, en het doen ontstaan van sperma of embryo in het lichaam eener Vrouw anders dan op de gewone wijze, is geen onderscheid. |
|