Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Saturdag, 23 Oktober 1897, ochtendHoe heerlijk hoort aan het windgeruisch der boomen! Het zachte gesuis als van brekend waterschuim al-door in de verte, en dan het opkomen der golven van gedruisch in het nabije eikenboschje; maar vooral, - waarom vooral - het langzaam weêr slinken van het gedruisch in de stilte. Waarom? Het gebeurt in de blauwe lucht, in den zonneschijn... Is er niet een stille, deinend wijkende, máat in en doet het mij daarom zoo díep aan? - In de blauwe schaduwen ritselt een dor blad over den lichten en massieven grond. Alle geluiden doen mij aangenaam aan, alle geluiden hebben bijna melodie. Een vogel vliegt mooi voorbij. Langzaam stijgt een heele kleine witte wolk in de blauwe lucht. O, laat mij begrijpen, laat mij ook heden nog iets begrijpen! * Ik heb het Idee, dat in deze dagen veel gedacht en begrepen is in mij. En dat er alleen iets, ik weet niet wat, noodig is om het tot de oppervlakte te doen komen. * Er is veel licht in mij. Maar niet is het in mij lichter dan het Buiten is. Er is even veel licht in mij als Buiten. * Er is in mij licht en liefde. Warm is de liefde in het heldere licht. * | |
[pagina 46]
| |
Mooi zie ik mijn liefdes-ontroeringen trillen en vloeyen, als beken in een land van zonne-schijn. * Ga naar margenoot+Sommige dingen schijnen uit hun aard dichterlijk te zijn. Bij voorbeeld de regenboog, een wei, een meer. Er moet verband zijn tusschen het Wezen der Schoonheid en het voorkomen dezer dingen. * Lieve Vader, indien gij nu leefdet, zoû ik u kunnen aanzien zoo als ik u nooit heb kunnen aanzien. Ik herinner mij hoe gij mij eens hebt aangezien, en zeidet, dat gij zóo veel van mij hield. Er is iets gelijks tusschen uw blik toen op mij en de blauwe lucht met zijn zonneschijn van dezen dag. Dit is de liefde, die al tijd leeft; niet leeft zij al tijd voort om dat ik mij dat oogenblik zoo helder nu herinner; maar om dat ik gevoel, dat wat toen gebeurde gelijk is aan het wezen van dezen dag. * Ga naar margenoot+Als een mijner geliefden sterft, zal ik misschien niet treuren. Ik kan het bijna niet op-schríjven; maar ik gevoel, te schrijven in de Waarheid en de Liefde. O, sterk mij. Zal ik niet bezwijken onder de vreugde-zwaarte dezer waarheid? Niet treuren; want ik vertrouw 't beste te zullen kunnen. En indien in 't ál-gemeen, dan is ook op elk tijdstip, - daar elk tijdstip alle tijd in zich sluit - blijdschap het beste. Ik zal niet treuren wijl ik door den schok gebracht tot hooger Leven, dan meer dan anders wéten zal hoe de droefenis geschiedt en ik de herinneringen niet toe zal laten, daar zij, door den weemoed heen, mij in de wanhoop zouden voeren, waarvoor ik bang ben en die dus te schuwen is. * | |
[pagina 47]
| |
Het schoone ontstaat als de liefde gaat bewegen door de Geestelijke Helderheid. * Ik heb opgelet dat als ik bij een beweging, het verplaatsen van een voorwerp, zeg tot mij zelf: ‘denk er aan, dit geeft geluid en alle geluid is heden aangenaam’, en dus de aandoening vooruit verwácht, zij toch gebeurt en mij 't genoegen geeft, ofschoon in andere tijden het genoegen wordt vernietigd door te zijn verwacht. Dit is een teeken in het klein der, zeldzaam gebeurende, samen-stemming van Bewustheid en Onbewustheid, die de Eenheid zijn, waar ik nu iets van ervarend ben.
De bewegingen van Bewustheid lossen zich onmiddellijk op in het roer-loze licht der Onbewustheid, en, hiermeê gelijkloopend, die van den Wil in het van-zelf-gaande. * Ga naar margenoot+Ik heb het idee, dat wat ik wènsch, in zekere sfeer, nu ook gebeuren moet. Want dat de verhouding tusschen wensch en verwezenlijking iets gemeen heeft met die tusschen het verwachten en ontvangen van het genoegen. De verhoudingen zijn niet de zelfde, maar hebben iets gemeen. Zoo is mijn wènsch dan: nu de wetenschap te ontvangen, hoe ik het Leven in deze dagen kan laten nawerken op een langen volgenden tijd. Ik heb het idee, dat als ik naauwkeurig zal kunnen zeggen wat de verhoudingen tusschen wensch en verwezenlijking èn: verwachten en ontvangen van genoegen, gemeen hebben, - ik de begeerde wetenschap zal hèbben; om dat dit ongeveer het zelfde is. * Ga naar margenoot+Ik durf niet te gaan buiten de dadelijke aanteekeiiing van het nu in mij zijnde Leven, uit angst iets te verliezen. Toch vrees | |
[pagina 48]
| |
ik voor den lateren spijt dit niet alleen als adem voor een kunstwerk te hebben gebruikt. |