De scheldkritieken
(1979)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
Verga 98De roman van Verga is slecht vertaald. De vertaler heeft, als hij den italiaanschen vol-zin gelezen had, gedacht: hoe zegt men dat in 't hollandsch?, en dan heeft hij de gebruikelijke hollandsche uitdrukking er voor geschreven. Maar zoo moet men niet vertalen. Om een goed werk goed te vertalen moet men zelf zoo'n beetje een kunstenaar met zijn eigen taal wezen. Men moet ten eerste het vermogen hebben om de vreemde taal te verstaan, niet de woorden, zoo als men ze in het woordenboek kan opzoeken, maar den vol-zin met zijn karakter, met zijn innige eenigheid, die hem tot een vol-zin maakt, welke onmogelijk van een anderen schrijver zoû kunnen zijn dan van dien, die hem geschreven heeft. Men moet nooit vertalen met algemeene hollandsche uitdrukkingen, want dan kan de volzin nooit het bizondere weêrgeven, dat de schrijver er meê vóor-had. De lezer van dezen roman krijgt dus een impressie als-of een straatjongen, in een soort van plat, hem wil duidelijk maken wat een vreemde heer bedoelt, die aan d' over-kant van een rivier wat staat te roepen. Onbeholpen en onbehouwen te zijn, dát is de indruk dien het werk in deze vertaling maakt. Indien men echter lang tuurt en zoekt en moeite doet om te begrijpen, en men dan ont-dekt wat de italiaansche schrijver bedoeld heeft, komt men er eindelijk achter, achter de onduidelijk-makende floersen namelijk, waarmeê de woordenkeus van den vertaler des schrijvers bedoelingen heeft bedekt. En dan blijkt dat wij hier, meer misschien nog dan in Vergaas vorige werken, een stuk van het echtste, heerlijkste Zolaïsme te genieten hebben. Verga heeft hoe-genaamd geen persoonlijke visie, nauwelijks een stevig persoonlijk talent. Hij verschilt van Zola door dat hij italiaansche zaken beschrijft en Zola fransche. Nu ja, ga nou je gang maar; maar dat ís, literair, geen verschil. Verga is mooi, lekker, prachtig, ik stel hem op prijs, ik hoû veel van 'em; maar daarom moet ik 'em juist karakterizéeren, niet waar? Verga is de zuiverste Zolaïst, dien ik ken. De zwaar-blonde dingen van Moore 99 zijn zoo echt Zolaïstiesch | |
[pagina 217]
| |
niet als Verga. Zoû 'et nog komen, misschien, om dat Zola uit Italië stamt? dat Verga hem daardoor zooinnig heeft begrepen? Is 'et niet aardig (dit bedoel ik): dat Bonnetain 100, ja, dat Rosny 101 meer van Zola verschillend persoonlijk talent heeft dan Verga? Alles trekt mij tegenwoordig van Zola af: daar is het hollandsche impressionisme-sensitivisme, daar is de hollandsche fantasie, daar zijn de fransche symbolisten-theorieën, daar is Huysmans met zijn ‘naturalisme spiritualiste’, daar zijn de fransche psychologen, Barrès zegt dat Zola wel een machtige persoonlijkheid is, maar dat 'et 'em niet interesseert, Bourget... uiterst belachelijk is het Barrès en Bourget in éen adem te noemen, Barrès' adem is puure zielestoom, Bourgets adem is een mondain kuchen, Barrès is een machine van spiritualiteit, Bourget is een modeplaat, Bourget behoort volstrekt niet in de Hooge Literatuur; - maar al trekt alles mij er van af, het is zoo moeilijk scheiden, ik heb hem toch zoo vréeselijk lief gehad. Dien érgsten liefdetijd (1882-83) moet ik nu eigenlijk belachelijk vinden: een jongensliefde, een kalveren-liefde, de smoorlijke verliefdheid van een eenzaam wonenden jongenheer voor de dochter van de boerenhofstede van een-kwartiertje-verder. Maar de bekoring blijft voort-bestaan, de bekoring van het eerste volwassen enthousiasme, die, als het licht van den ingang, diep en ver blijft doorstralen in de kronkelende lanen van het leven. Maar, wat ik zeggen woû, in Verga vin-je vele, vele Zolamotieven te-rug in ongeschonden staat: de konceptie van de menschelijke kracht, van het er-komen, van het fortuin-maken door dik en dun, door regen en zonneschijn, de vale graf-stilten van klein-steedsche pleinen, de jaloerschheid der klein-steedsche familiën, het rumoer van dolle volks-volten bij brand, bij oproer, de erfelijke karakter-geheimzinnigheden, die van geslacht op geslacht in de familiën overgaan, - heel het zien van Verga, dat klare, dat dikke, dat bij-groepen leven van de menschen, die worstelingen van de menschen-soorten door de passiën aan-gedreven als wolken-worstelingen door de winden, - dat is alles zoo puur mogelijk Zolaïstiesch. Het boek van Verga is eene duidelijk-making door voorbeelden voor het italiaansche volk van de literatuur van den franschen schrijver Zola. |
|