De scheldkritieken
(1979)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Lastertongen 53[Lastertongen. Een blik in de jongste Amsterdamsche Letteren, door Frans Netscher. Amst., S. Warendorf Jr., 1890.]
De heer Frans Netscher, een der zeer verdienstelijke jongere novellisten, is nooit erg bekwaam geweest in het schrijven van kritische of polemische opstellen. En dat is met de jaren er niet beter op geworden. Zoo heeft hij nu, onder bovenstaanden violenten advertentie-titel, een polemiesch schrijven gepubliceerd over het opstel van den heer van der Goes, getiteld Leidsche Letteren, voorkomende in de laatste oktober-aflev. van den N. Gids, dat wel van vriendschap voor den heer Jan ten Brink getuigt, maar van weinig ander goeds. De titel is ook verkeerd afgedrukt, want er had moeten staan: ‘Een blik jonge Amsterdamsche Letteren,’ daar immers het meerendeel der levens-middelen van 's heeren Netschers polemiek-stijl eene verduurzaming is der beeldspraak, enz. vroeger door jonge Amsterdamsche letterkundigen o.a. in tegen den heer Netscher zelf gerichte geschriften gebruikt. En wat nu de zaak zelf aangaat, de appreciatie van den heer ten Brink als literaire figuur, - want dát is hier toch de quaestie niet waar? - zoo merkt men dat de heer Netscher niet ten onrechte beweert zijn tegenstander te willen ‘dollen’ (blz. 19), want als men iets vroeger in den ‘blik’ leest hoe de heer Netscher in ernst den heer ten Brink een ‘geëmotioneerd kunstenaar’ noemt (blz. 9), dan is het duidelijk dat wij hier te doen hebben met iemant die er - tijdelijk hopen we - een ossenslagers-smaak op nahoudt. De heer ten Brink is een vriend van mijn familie geweest - wel zeker, laat ons een weinig keuvelen - en heeft mij zelf in der tijd steeds met de meeste welwillendheid bejegend en mij nooit de minste onaangenaamheid aangedaan. Ik weet dus zeker dat mijn afkeer van hem als literaire figuur er een volkomen zuivere is. Maar een afkeer héb ik van hem, omdat hij de type is van den belgischen commis-voyageur in de letterkunde, een schrijver zonder theorie, zonder stijl, vooral zonder | |
[pagina 113]
| |
emotie of eenig ander artistieke eigenschap, en wiens talent als polygraaf en koerantier er hoofdzakelijk een typografiesch is (spatiëeren, enz. zooals de heer van der Goes het heeft beschreven). Hij is bovendien vroeger - de heer Netscher had toen nog niet gedebuteerd - in zijn artikelen van het Zondagsblad van het Nieuws van den Dag een verklaard tegenstander van de literaire ‘beweging’ geweest, die de heer Netscher zegt, dat hij met zooveel vriendelijkheid enz. (blz. 29) zou hebben ‘ontvangen’.
Maart 1890 |
|