XXXIX. Rekest van Caspar Selcart aan de Staten-Generaal, 1623.
Vertoont met behoorlijcke ootmoedicheyt ende eerbiedinge Casparus Selcart, uwer Ed. Ho. Mog. onderdanige dienaer, dat, hoewel hem suppliant neffens andere remonstrantsche predicanten bij sententie van u Ed. Hoo. Mog. de Geüniëerde Provinciën ende 't resort van dien ontseyt zijnde, hij daeruyt gevoert was, soo heeft hij suppliant wel ter contrarie eenigen tijt daernae wederomme daerinne gecomen, doch alleenelijck door zijn conscientie geport sijnde, ende sijn oogemerck hebbende, omme de remonstrantsche gesinden alhier te lande van alle datelicheyt aff te raden, ende tot gehoorsaemheyt, godtzalicheyt, liefde ende chistelijcke lijdtsaemheyt te brengen, gelijck hij dienaengaende Godt tot sijn getuyge neempt.
Dan gemerckt zijnen dienst door de grouwelijcke, schandelijcke ende onchristelijcke conspiratie tegens den staet deser landen tegenwoordich onvruchtbaer gemaeckt is, soo is hij suppliant geresolveert sich tegenwoordich van zijnen dienst te ontslaen ende als een particulier burger toestaet te dragen.
Versouckt derhalven hij suppliant bij u Ed. Hoo. Mog. gelieven, des suppliants ontsegginge deser geüniëerde landen ende 't ressort van dien te niete te doen, ende hem te verlenen vrijheyt omme in de voors. landen te mogen blijven, mits dat hij suppliant tevreden is de acte van stilstant te sullen teyckenen. Dit doende etc.
(A.R.A., Hof 5225).