XXIV. Besluit tot ontpoortering van Cornelis Bartholtsz. te Oudewater, 30 januari 1617.
Jacob Jansz., cooperslager, burger deeser steede Oudewater, verclaerde dat Cornelis Bartholtsz., glaesmaecker, meede burger alhier, dadelijck coomende wtte raetcamer, alwaer de magistraet alhier vergadert is, teegens hem Jacob Jansz., wandelende op de voorsaele van 't steedehuys, onder anderen seyde: ghij sijt incruypers ende Godes-eer-steelers. Jacob Jansz., vragende: waermeede steelen wij Goodes eer, Cornelis Bartholtsz. repliceerden: ommedat ghij van de leeraers sijt, die leeren dat men deur de goede wercken zalich wordt.
Verclaerde vorder Jacob Jansz. ende Dirck Huybertsz., cleermaecker, dat d'voorn. Cornelis Bartholtsz. wtte raetcamer coomende alsvooren, teegens hemluyden wandelende op de voorsale van 't steedehuys seyde: ghijluyden hebt de Neederlantsche confessie ende catechismum aengenoomen ende onderteyckent als een suyvere leere ter salicheyt, ende nu loochent ghijluyden tselve wederomme.
Actum ter raetcamer deeser voorschreven steede, present d'schout, bur-