XVIII. Brief van het Hof van Holland aan de magistraat van Rotterdam ten gunste van Abraham Vijven, 19 april 1613.
Eenighe borgeren binnen uluyder stede hebben ons geremonstreert, dat een van henluyden medeborgeren, genaemt Abraham Vijven, bij uluyder resolutie soude aengesecht sijn hem op may eerstcomende uyt uluyder stede te moeten vertrecken, ende dat uyt oorsaecke, dat hij met eenighe personen van sijn oude kennisse in Sarlois (alwaer hij selffs gewoont ende een lidmaet der kercke soude geweest hebben) nopende het stuck der leere soude hebben gesproken.
Waerover hij heftich van den predicant aldaer soude bejegent sijn, als eenen die sijn kercke quam verstooren, in welcke henluyden twistwoorden ofte geschillen de voors. Abraham Vijven de voors. predicant in Sarlois zijne ongestadicheyt (aengaende de veranderinghe der leere) zoude voorgeworpen hebben.
Onder welcke propoosten den predicant Lansbergius mede (als veranderlijck van de leere der erfsonde sprekende) gedacht soude sijn geworden.
Waerover den voors. Abraham Vijven bij uluyden soude aengedraghen sijn, ende dienvolgende naer inhout van de voors. uluyder sententie soude gecondempneert zijn om tegens mey toecommende uyt uluyder stede te moeten vertrecken, sonder dat hij (op sijn oodmoedich versouck) in sijne defentie soude gehoort sijn.
Waernaer (door intercessie) den voors. Abraham Vijven toegelaten soude sijn voor uluyden te compareren om van deselve gehoort te worden, ende dat hem (aldaer commende) aengesegt soude sijn, indien hij van den voors. Lansbergius soude spreken als voors. is, daeruyt soude moeten volghen, dat dat den voors. Lansbergius een leugenaer soude sijn.
Twelck hij Abraham Vijven (alsoo ghijluyden hem sulcke consequentie soudet opgedrongen hebben) eyndelijck uluyden toegestaen heeft.
Hetwelcke bij uluyden qualijck genomen soude sijn, ende daeromme verclaert soude hebben bij de voors. resolutie jegens den voors. Abraham Vijven genomen te persisteren, ten ware hij sulcx wilde wederroepen.
Ende dat daerover de voors. supplianten veroorsaeckt souden sijn geweest soo mondelijck als bij requeste, op verscheyden tijden voor de voors. hunne medeborger t'intercederen, ten eynde ghijluyden gelieven