Bavianen en slijkgeuzen
(1974)–A.Th. van Deursen– Auteursrechtelijk beschermdKerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. De diaconie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was, zijn de vragen die wij in dit hoofdstuk zullen trachten te beantwoorden.
Het arbeidsveld van de charitas was ruim genoeg. Kwantitatieve gegevens over de omvang van wereldlijke of kerkelijke armenzorg bezitten wij echter niet veel. Ten aanzien van Leiden is bekend, dat bij de brooduitdeling van 1597 14.064 personen,Ga naar voetnoot3 en bij die van 1634 20.000 personen zijn bedacht.Ga naar voetnoot4 Nu is Leiden natuurlijk wel de stad met het grootste percentage armen geweest,Ga naar voetnoot5 maar ook bij voorbeeld in Haarlem ging er bij een extraordinaris brooduitdeling wel zo veel om, dat de pachter van de impost op het gemaal een korting op de pachtsom kon krijgen.Ga naar voetnoot6 In Amsterdam gaf de diaconie ten tijde van het bestand jaarlijks ongeveer 70.000 gulden uit,Ga naar voetnoot7 waarnaast, volgens een opgave uit 1616, de stadsarmenmeesters nog een 16.000 personen tot hun last hadden.Ga naar voetnoot8 In een veel kleinere stad als Delft hadden de diakenen in 1595 - een duur jaar inderdaad - meer dan 1.000 gulden per maand te betalen.Ga naar voetnoot9 Op het land zullen minder armen geweest zijn dan in de steden, maar de gemiddelde inkomsten waren daar ook wel lager. De aanhoudende duurte, die in 1598 stedelijke diaconieën tot drastische bezuiniging dwong,Ga naar voetnoot10 maakte het ‘veel dorpen ende plaetsen ten platten lande’ onmogelijk hun armen nog langer te helpen.Ga naar voetnoot11 Als voorbeeld diene het dorpje Zevenhuizen, waar men in de winter van 1597 op 1598 aan de armen 960 gulden had betaald, ofschoon de ordinaris inkomsten niet meer dan 260 gulden bedroegen.Ga naar voetnoot12 Men bedenke daarbij, dat op het platteland niet alleen de bezitlozen voor ondersteuning in aanmerking kwamen. De Gecommitteerde Raden van Holland stelden in 1623 voor, alle huislieden die twee koeien bezaten, in de zoutbelasting aan te slaan voor één zak zout - ‘midts daervan eximerende diegene die van de aelmoessen leven’.Ga naar voetnoot13 Leven, staat er; het gaat dus niet om gelegenheidsklanten, maar om vaste steuntrekkers. Dat doet ons begrijpen, waarom de diaconieën wel eens de voorwaarde stelden, dat zij bij het overlijden van een armlastige recht zouden hebben op de erfenis.Ga naar voetnoot14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de armen stonden twee wegen open om uit de verlegenheid te raken - afgezien van de bedelarij. Zij konden zich wenden tot het burgerlijk armbestuur, of tot de diakenen. Het burgerlijk armbestuur vertoont grote variatie. Al naar taak of traditie bezigden de zeventiende-eeuwwers zeer veel verschillende namen voor hen die het bestuur en toezicht over de armenkassen hadden. Men kende in de eerste plaats de huiszittenmeesters, die de belangen moesten behartigen van de thuis wonende armen, zij dus die niet in enige inrichting van barmhartigheid waren opgenomen. In de tweede plaats waren er de regenten van instituten als weeshuizen, tehuizen voor oude mannen of vrouwen, gasthuizen, leprozenhuizen en dergelijke. De naam die men voor allerlei armenzorg het vaakst tegenkomt, is die van de Heilige Geest. Hij herinnert aan de broederschap van de Heilige Geest, in de twaalfde eeuw in Frankrijk opgericht om de nood van de armen te verlichten. Gaandeweg is de aanduiding overgegaan op allerlei plaatselijke stichtingen die de liefdadigheid beoogden, ook in de provincie Holland. De bestuurders noemde men Heilige Geestmeesters, een manier van spreken die wat eigenaardig aandoet, en in de hervormde kerk ook kritiek ontmoette - ‘de opsienders van den H. Geest, gelijck die maniere van spreken onbetamelijck wert gebruyckt’Ga naar voetnoot15 - maar zij was nu eenmaal ingeburgerd. Heilige Geestmeesters in het begin van de zeventiende eeuw kunnen met nagenoeg iedere taak op het gebied van de armenzorg belast zijn. In de meeste steden is hun werkterrein in de loop der eeuwen versmald, en is er voor hen in plaats van de vroegere algemene slechts een enkele bijzondere opdracht overgebleven. Zo zijn de H. Geestmeesters van Leiden in feite regenten van het burgerweeshuis geworden, die te Rotterdam hebben geen andere taak meer dan het bestuur van het oude mannenhuis. In de Dordtse contreien richten zij zich vooral op de zorg voor wezen en vondelingen.Ga naar voetnoot16 Te Oudewater hebben zij de leiding bij de brooduitdeling, en beslissen zij over steunaanvragen van doortrekkende reizigers.Ga naar voetnoot17 In vele plaatsen echter, voornamelijk op het platteland, hebben de H. Geestmeesters de gehele armenzorg onder hun hoede weten te houden. Deze burgerlijke armenmeesters hadden de beschikking over verschillende inkomstenbronnen. De belangrijkste was doorgaans de opbrengst van tot dit doel bestemde goederen, meestal oude bezittingen van de H. Geest, of voormalige kerkelijke landen en huizen. Verder ontvingen zij - of soms ook de diakenenGa naar voetnoot18 - van de ontvangers der gemene middelen een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeker percentage van de belastingpacht, namelijk een oortje voor iedere gulden, vandaar de benaming oortjesgeld.Ga naar voetnoot19 Collecteren was veelal het privilege van de diaconie, maar enkele steden kenden deurcollecten ten bate van de burgerlijke armenzorg.Ga naar voetnoot20 Bij dringende geldverlegenheid placht men wel liefdadigheidsloterijen te organiseren ten bate van een bepaalde instelling, zo bij voorbeeld Gorinchem 1588 voor het weeshuis,Ga naar voetnoot21 Amsterdam 1591 voor het dolhuis,Ga naar voetnoot22 Enkhuizen 1592 voor het gasthuis, Delft 1595 voor de studenten in de theologie, Amsterdam 1600 voor het oude mannenhuis, en vele andere meer. Men was gewoon dergelijke loterijen door middel van kaarten in de gehele provincie te publiceren,Ga naar voetnoot23 waarmee zij het karakter kregen van een naar de begrippen van die tijd welhaast nationale hulpactie. Vooral kleine plaatsen grepen gaarne naar deze methode, zodat er nogal eens concurrentie dreigde te ontstaan,Ga naar voetnoot24 en de Staten van Holland genoodzaakt waren een wachtlijst aan te leggen.Ga naar voetnoot25 Daar gewone, commerciële loterijen verboden waren,Ga naar voetnoot26 was de opbrengst meestal zeer behoorlijk, mede ook omdat de hervormde kerk in de prediking de kerkgangers opwekte ‘tot liberaelheydt ende mildicheydt’.Ga naar voetnoot27 Dat zulke loterijen ook nog in rederijkersspelen werden aanbevolen,Ga naar voetnoot28 moest ze dan maar voor lief nemen. Uit dit gebruik kan de gewoonte zijn ontstaan, dat in enkele steden de toneelvoorstellingen met een liefdadig doel verbonden werden. De Delftse rederijkers speelden drie of vier maal per jaar voor de kamer van charitate,Ga naar voetnoot29 in Amsterdam werkte de Oude Kamer voor het oude mannenhuis, Costers Academie voor het burgerweeshuis. Voorstellingen van andere groepen kwamen aan het spinhuis ten goede.Ga naar voetnoot30 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Praktisch al deze inkomsten werden gebruikt voor de inrichtingen van liefdadigheid en voor uitdeling aan behoeftigen. Aan andere bestedingswijzen heeft men meestal niet gedacht. Te Leiden hebben in 1577 plannen bestaan om in het belang van de armen enig kapitaal te bestemmen voor verruiming van de werkgelegenheid,Ga naar voetnoot31 maar doorgaans heeft men bij de bestrijding van de armoede alleen de milddadigheid te hulp geroepen. Particulieren die landen willen bedijken of nieuwe industrieën op gang brengen wijzen er bij oktrooi-aanvragen gaarne op, dat vele armen op deze manier de kost zullen kunnen winnen,Ga naar voetnoot32 maar de overheid heeft zelf deze weg niet gekozen, en aan uitdelingen de voorkeur gegeven. De grens tussen deze wereldlijke armenzorg en de diaconale laat zich niet zo gemakkelijk vast stellen. Er is ook grote variatie. Het ene uiterste is dat alle inkomsten, ook die van de diaconie, samenvloeien in één kas, zoals van ouds te Leiden geschiedde,Ga naar voetnoot33 en later ook te Enkhuizen.Ga naar voetnoot34 Gewoonlijk hadden dan de H. Geestmeesters of burgerlijke armenbestuurders de grootste invloed op de gang van zaken, hetgeen dan vrijwel altijd betekende, dat zij in de eerste plaats de oude ingezetenen begunstigden, zonder te letten op hun kerkelijke kleur.Ga naar voetnoot35 In sommige streken - het Rijnland - bestond trouwens officieel een vestigingsverbod voor armlastigen,Ga naar voetnoot36 zodat nieuw ingekomenen ook alle wettelijke aanspraak op ondersteuning moesten ontberen. Vanzelfsprekend gaf een en ander aanleiding tot de klacht van kerkelijke zijde, dat men de ‘huysgenoten des geloofs’ voorbijging,Ga naar voetnoot37 die zoals wij weten heel dikwijls uit het zuiden waren geëmigreerd. In de dorpen bestond dat bezwaar wel minder, maar wanneer de katholieken in de meerderheid waren, en de H. Geestmeesters overwegend uit hun kring werden gekozen, kon het licht gebeuren dat dezen, als er slechts één armenkas bestond, ‘de kercken niet wel besorgden en 't Pausdom begunstigden’.Ga naar voetnoot38 Bij het andere uiterste waren de twee instanties streng gescheiden, gelijk dat te Amsterdam het geval was. De kerk steunde daar alleen lidmaten, de overheid alleen stadsburgers.Ga naar voetnoot39 Was dan echter de diaconie ruim van middelen voorzien, dan gaf dat weer afgunst bij de niet-kerkelijken. ‘Dye van der kercke stellen jaerlicks, zonder yemandt daerin te kennen, alsulcke ouderlingen ende diaconen, als zij goedtvinden; welcke diaconen, onder d'opsicht vanden kerckenraden, hebben de vrije dispositie over haer collecte, des jaers, zoo ick mene, wel omtrent tzeventichduysendt gulden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ofte meer importerende’.Ga naar voetnoot40 De spreker, C.P. Hooft, was geen man die de Amsterdamse kerkeraad een goed hart toedroeg, en van overgrote welwillendheid getuigen zijn woorden niet. Maar het was inderdaad naar zeventiende-eeuwse begrippen nauwelijks behoorlijk te noemen, dat een particuliere instelling grote sommen onder het volk kon uitdelen, zonder dat de regering enige zeggenschap of contrôle had. Houdt men daarbij in het oog, dat de hervormde kerk van de zeventiende eeuw een publiek karakter droeg, en gezien werd als een dienstverlenend orgaan voor de gehele volksgemeenschap, dan is het wel begrijpelijk, dat de plaatselijke overheden niet aanstonds bereid waren de diaconieën onbeperkte vrijheid toe te staan. Wij weten reeds, dat in verschillende steden - Haarlem, Enkhuizen, Medemblik - de magistraat de kerkeraadsleden benoemde, dus ook de diakenen. Het recht tot benoeming van diakenen werd zeker niet als het minst belangrijke gezien. In verscheidene dorpen van de classis Dordrecht stond wel de keuze van de ouderlingen aan de kerk, maar de overheid oefende toezicht uit op de verkiezing van diakenen - Westmaas, Giessen-Oudekerk - of maakte zelf een keus - Beijerland, waar de ambachtsvrouwe de diakenen aanwees uit een aan haar voorgesteld dubbeltal.Ga naar voetnoot41 Te Loenen werden in 1610 diakenen aangetroffen, die niet eens in de lidmatenregisters van de hervormde kerk stonden ingeschreven; de ambachtsheer was voor de keuze verantwoordelijk geweest.Ga naar voetnoot42 Eenzelfde geval deed zich nog in 1622 voor te Ouderkerk aan de IJssel, waar de schout enkele niet-leden als diakenen had aangesteld, en hen zonder kerkelijke bevestiging in het ambt de aalmoezen liet inzamelen.Ga naar voetnoot43 Zo absurd als dit ons misschien voorkomt, was het voor de zeventiende-eeuwers niet. Zij kenden hervormde kerken met katholieke kerkmeesters, kosters en Heilige Geestmeesters. Hoe zouden zij dan dadelijk begrepen hebben dat de kerken zulke oecumenische verhoudingen niet zouden dulden voor de ambten in de engere zin? Zij die niet veel inzicht hadden in de structuur van de hervormde kerk, zullen wel niet veel verschil hebben gezien tussen collecterende diakenen die geen lidmaten waren, en collecterende H. Geestmeesters, die evenmin bij de kerk waren aangesloten. Dat laatste kwam bij voorbeeld nog in 1618 voor, in enkele dorpen van de classis Woerden.Ga naar voetnoot44 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een van die dorpen, Nieuwkoop, bleven de armenmeesters ook in 1620 collecteren, toen de diaconie al ingesteld was: de ambachtsheer wilde van geen andere regeling weten. Zijn uiterste concessie was, dat een diaken en een armenmeester samen zouden mogen rondgaan.Ga naar voetnoot45 In het algemeen valt bij de magistraten een streven te bespeuren, de diaconie zo weinig mogelijk ruimte toe te staan, of haar terug te dringen van de terreinen waar ze zich had gevestigd. Men kan wel begrijpen dat de Staten van Holland in 1620 bezwaar maakten tegen artikel 25 van de Dordtse kerkenordening, waar zonder meer wordt gezegd, dat de diakenen de inkomsten van de armengoederen verzamelden. De kerken zouden die pretentie zeker niet waar hebben kunnen maken, en de invoeging die de Staten noodzakelijk achtten, ‘de armengoederen tot de diakenen specterende’,Ga naar voetnoot46 drukte beter dan de oorspronkelijke formulering uit dat de diaconie geen liefdadigheidsmonopolie bezat. Doch sommige stadsbesturen gingen verder, en trachtten zelf invloed te verwerven juist op wat wel tot de diakenen specteerde. De magistraat van Den Briel besloot, eveneens in 1620, dat voortaan iedere zaterdag twee leden van de vroedschap zich bij de dienst doende diakenen zouden voegen, ‘om over de bedieninge der armen te staen’. Aan de kerkeraad werd dit besluit eenvoudig meegedeeld,Ga naar voetnoot47 zonder enig voorafgegaan overleg. Te Geertruidenberg wilde de magistraat aan de kerkeraad opdracht geven voor alle weeskinderen te zorgen, hoewel dat eigenlijk de taak was van de H. Geestmeesters, en die daartoe ook voldoende middelen bezaten.Ga naar voetnoot48 Ging het er niet om de positie van de laatsten te versterken, door hen ruimer armslag te geven? De kerkeraden weerden de overheid zo veel mogelijk af, en waakten voor hun onafhankelijkheid, ook als gescheiden optrekken de doelmatigheid in de armenzorg niet bevorderde. De magistraten van Charlois vroegen in 1613 te mogen weten hoeveel de collecten opbrachten, opdat de H. Geestmeesters ongeveer zouden kunnen becijferen welke bedragen de diakenen uitkeerden: zij zouden dan zichzelf daarnaar ongeveer kunnen richten. De kerkeraad wees dit verzoek van de hand, als een poging de diaconie aan de wereldlijke armenzorg ondergeschikt te maken. De H. Geestmeesters moesten maar zoveel geven als de nood vereiste, aan leden of niet-leden van de kerk; de diakenen van hun kant zouden hetzelfde doen.Ga naar voetnoot49 Buitengewoon efficiënt was een dergelijke regeling niet. Beide instanties werkten op hetzelfde terrein, zonder iets over elkaars doen en laten te weten. In enkele plaatsen waren de bevoegdheden ook duidelijk afgebakend, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zo bij voorbeeld in Oudewater: de kerkeraad zou de gelduitdeling, de H. Geest de brooduitdeling verzorgen, beide zonder onderscheid te maken naar de religie. De H. Geestmeesters zouden bovendien hulp bieden aan doortrekkende reizigers, maar een voorkeursbehandeling geven aan passanten die in het bezit waren van kerkelijke attestaties.Ga naar voetnoot50 Vaker echter hebben diakenen en H. Geestmeesters elk hun vrijheid van handelen behouden. Bestond er echter ergens een monopolie van de armenzorg, dan berustte dat gewoonlijk bij de H. Geestmeesters. Want tegenover Ridderkerk, waar alle armengoederen beheerd werden door de diaconie,Ga naar voetnoot51 staan verscheidene dorpen, waar nog lang na de kerkinstituering geen diakenen te vinden waren.Ga naar voetnoot52 De oorzaak lag wel eens bij de ambachtsheren,Ga naar voetnoot53 en verscheidene van deze gemeenten lagen dan ook in de classis Leiden,Ga naar voetnoot54 waar de kerkpatroons grote invloed op de gang van zaken behielden. De particuliere synode van Zuid-Holland schreef wel in 1596 voor, dat er overal diakenen moesten zijn,Ga naar voetnoot55 maar het kwam er toch niet altijd van. In kleine gemeenten vond de predikant het soms voldoende als hijzelf bij de armenzorg betrokken werd. Te Werkendam werden de aalmoezen in 1598 uitgedeeld door magistraat en predikant in onderling overleg,Ga naar voetnoot56 en te Hagestein ging de dominee zelf met het zakje rond om te collecteren.Ga naar voetnoot57 Waarschijnlijk vond men het in plaatsen waar nog slechts weinigen de kerk bezochten niet de moeite waard de diaconie in te stellen. De collecte opbrengsten zouden immers in zulke gemeenten maar klein zijn, en als de armengoederen onder het beheer van de H. Geestmeesters stonden, hadden de diakenen bijna niets om uit te delen. Wie in zo'n dorp zijn lot in handen van de diakenen legde, zou heel goed minder kunnen ontvangen dan hij die aanklopte bij de rijkere H. Geestmeesters. Dat was de reden waarom Zuiderwoude in 1618 nog geen diakenen had: de kerkleden, meende men, zouden er zeker op achteruit gaan als zij het alleen van de gemeente moesten hebben.Ga naar voetnoot58 De collecte, hoofdbron van de diaconale inkomsten, moet namelijk niet worden overschat. Slechts van enkele gemeenten kennen wij cijfers, maar buitengewoon hoog liggen die nooit. Ter toelichting moge hier een tabel volgen van de gemiddelde wekelijkse collecte-opbrengsten op gewone zon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dagen te Hazerswoude, berekend per maand, in guldens van 20 stuivers, en stuivers van 16 penningen.Ga naar voetnoot59
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gemiddelden voor de kerkelijke feestdagen - in bovenstaande tabel buiten beschouwing gebleven - liggen doorgaans iets hoger, al geldt dat niet voor alle feesten:
Precies de helft van de collecten bracht dus minder dan één gulden op, en lage opbrengsten waren normaal. Een zeer goede oogst zal meestal wel een buitengewone oorzaak gehad hebben. Het beste resultaat in deze jaren is geboekt bij een begrafenis op 13 februari 1622: de collecte kwam toen op 5 : 2 : 4, omdat in de zak een halve Italiaanse pistolet gevonden werd, ter waarde van 3 : 13 : 0. In de regel kwam er slechts kleine munt te voorschijn. In september 1623 bedroeg het aantal kerkgangers in Hazerswoude ongeveer 80, naar ons bij toeval bekend is.Ga naar voetnoot61 De gemiddelde collecte-opbrengst in de ochtenddiensten was toen ruim 14½ stuiver. Verreweg de meesten zullen dus wel niet meer dan een oortje (¼ st.) in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
collectezak hebben geworpen. Bovendien was er meestal nog wat ‘quaet gelt’ bij, zoals bij voorbeeld voor de tien collecten van september 1622 niet minder dan negen maal werd aangetekend. Helemaal zonder waarde was dat nog niet; ‘de diaconen souden daerbij haer best doen’, vermeldt de lijst onder 9 juni 1622, als een vals ‘quaertgen’ bij de giften is aangetroffen. En in januari 1623 staat genoteerd, dat het kwaad geld over die maand één gulden heeft opgebracht. Maar de frequentie waarmee dergelijke mededelingen in de collectelijst voorkomen geeft toch te denken: het lijkt wel alsof sommigen er een gewoonte van maakten alle dubieuze munt naar de diakenen af te schuiven. Van de offervaardigheid in de gemeente krijgt men dan geen grootse indruk, maar het is toch de vraag of een dergelijk misprijzend oordeel wel helemaal juist is. Wie met vrouw en twee kinderen ter kerk ging, en ieder een oortje meegaf, was alles bij elkaar een stuiver kwijtgeraakt. Voegen wij de middagdiensten, de feestdagen en de begrafenissen hier aan toe, dan zal zulk een gezinshoofd, dat meestal niet meer dan vijf gulden in de week verdiende, 1 à 2% van zijn inkomen in de collectezak hebben geofferd - een alleszins respectabele prestatie. Er is weinig reden om aan te nemen, dat Hazerswoude een uitzonderlijke gemeente is geweest in haar collecte-opbrengsten, al hebben wij verder dan ook niet veel gegevens. Enkele kwartaalstaten voor Heinenoord, die de totalen per drie maanden aangeven, laten zien dat de opbrengsten in dit kleinere dorp lager waren dan in Hazerswoude:Ga naar voetnoot62
In de steden zijn natuurlijk de totalen hoger. Men heeft het zelfs niet eens overal nodig geoordeeld in elke dienst rond te gaan. Te Oudewater is men pas in 1601 begonnen met collecten in de weekdiensten,Ga naar voetnoot64 te Haar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lem in 1609.Ga naar voetnoot65 Het collecteboek van de Waalse kerk in Den Haag leert ons dat in 1626 per rondgang ruim dertig gulden inkwam, waarbij steeds enige munten van hoge waarde.Ga naar voetnoot66 Slechts enkele van die geldstukken waren voldoende om een collecte-opbrengst te verdubbelen, en blijkbaar behoorden de rijke Haagse Walen tot de zeer trouwe kerkgangers, want tussen de ochtend- en de middag-opbrengsten is hier niet veel verschil te constateren. Bij de Nederlandse stadsgemeenten zijn ongetwijfeld de opbrengsten veel hoger geweest, met het veel grotere gehoor en het hogere percentage welgestelden. Te Enkhuizen bracht de kerstcollecte van 1601 niet minder dan 400 gulden op,Ga naar voetnoot67 al zal een dergelijke offerbereidheid in de Hollandse steden niet alledaags geweest zijn. Een opbrengst van 400 gulden op de kerstdag onderstelt - als we de cijfers van Hazerswoude als norm zouden mogen gebruiken - een gewoon maandelijks totaal van ongeveer 800 gulden. Maar als dat voor Enkhuizen normaal was, zou het grotere Delft maandelijks wel 1.000 gulden en meer hebben moeten ontvangen - maar het is bekend dat de diaconale kas hier geen maandelijkse uitgaven van 1.000 gulden kon verdragen,Ga naar voetnoot68 tenminste bij de aanhoudende duurte van het einde van de zestiende eeuw, toen ook in andere gemeenten ‘milder mededeelinge’ aan de kerkgangers moest gevraagd worden.Ga naar voetnoot69 In de regel kwamen alle kerkelijke collecten ten goede aan de armen, onverschillig of het nu de diakenen of de H. Geestmeesters waren die met de zak rondgingen. Wet van Meden en Perzen was dat echter niet. Te Hoornaar besloot de kerkeraad in 1621 wel in het algemeen de collecten te bestemmen voor de armen, doch ten aanzien van de middagdiensten ‘alsoo dat als het de kercke van doen heft, mede darvan sall genieten’.Ga naar voetnoot70 In Besoyen was het zelfs een vaste gewoonte, dat een deel van de opbrengst naar de kerkmeesters ging. Helemaal regelmatig achtte men toch waarschijnlijk zulke praktijken niet, want de classis Dordrecht gaf deze gemeente te verstaan, dat de kerkmeesters zelf maar moesten rondgaan als zij wat nodig hadden, zoals in andere dorpen van deze classis inderdaad wel geschiedde,Ga naar voetnoot71 en trouwens ook daarbuiten.Ga naar voetnoot72 Te Kethel in de classis Delft was de kerkmeester verplicht 's zondags tijdens de dienst geld in te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zamelen, maar omdat deze functionaris aldaar gewoonlijk katholiek was liet hij deze taak meestal door een substituut verrichten.Ga naar voetnoot73 De Kethelse kerkgangers hebben misschien aan deze plaatsvervanging meer aanstoot genomen dan aan het katholieke geloof van hun kerkmeester. De ambtelijke bevoegdheid van de geldinzamelaar diende als het ware de collecte tot legitimatie. Trad in zijn plaats een ander op, die de bevoegdheid eigenlijk miste, dan deed dat afbreuk aan het wettige karakter van de collecte.Ga naar voetnoot74 Te Edam gebeurde het in 1597 enkele malen bij de dienst op woensdag, dat slechts één diaken aanwezig was. De koster ging dan mee rond, maar dat strekte ‘tot ergernisse van velen ende kleenachtinge der almosen’.Ga naar voetnoot75 Collecteren behoorde tot de ambtelijke dienst, de diakenen konden deze plicht net zo min aan de koster overlaten als de ouderling het huisbezoek of de dominee zijn preek. Wij hebben reeds gezien dat de zeventiende-eeuwers een gekozen ambtsdrager bijna nooit ontheffing verleenden. Maar een uitzondering maakten zij toch in 1621 te Haarlem voor Folckert Jacobs, die tegen zijn verkiezing aanvoert, dat ‘het hem niet doenlijck is vanwegen de swacheyt sijns arms de collecte te doen’. De kerkeraad ging met deze tegenwerping akkoord, en benoemde een andere diaken,Ga naar voetnoot76 die wel in staat was het zakje op te houden.
Bij de geringe collecte-opbrengsten moesten veel diaconieën - alle bijna die niet over armengoederen beschikten - zich natuurlijk ook in hun uitgaven beperken. De consequentie was, dat de bedeelden aan zekere eisen moesten voldoen eer ze voor onderstand in aanmerking konden worden gebracht. Dat zij niet mochten bedelen was een algemene regel. Enkele andere leefregels spreken min of meer van zelf. Delftse bedeelden was het uitdrukkelijk verboden herbergen of kroegen te betreden.Ga naar voetnoot77 Zo veel zelfbeheersing zal men ook elders wel van de armen hebben gevorderd, en misschien waren de resultaten er niet eens minder om als de eis niet zo bepaald was gesteld. Want het is juist de Delftse blijspeldichter Van Santen, die in zijn Snappende Sijtgen de drinkende diaconieklanten over de hekel haalt,
allebey van de kerck onderhouwen, Sy hadden niet een veer in heur nest, of een naghel om heur gat te clouwen, Evenwel was hy alle mergen met sijn neus in de brandewijn.Ga naar voetnoot78 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bven natuurlijk was de eis van goed zedelijk gedrag. De kerkeraad van Alkmaar weigerde in 1622 vergoeding voor ziektekosten te geven aan een vrouw, die ‘door onbehoorlijck huyshouden ende bijslapen met de pocken besmet’ was.Ga naar voetnoot79 Vermelden andere notulenboeken zulke gevallen niet, dan ongetwijfeld alleen omdat de betrokkenen zelf wel zullen hebben ingezien dat de kerkeraad voor hen niet het goede kantoor was. Weinigen immers zullen zo vrijmoedig geweest zijn als de Amsterdamse vrouw, die beloven kwam dat zij haar brood niet langer zou verdienen in de omgang met mannen, mits de diakenen haar een jaargeld wilden toezeggen.Ga naar voetnoot80 De kerkeraad van Oudewater vatte alle vereisten samen in het ene voorschrift, dat de bedeelden eerlijk en godzalig moesten leven, en zich onderwerpen aan het opzicht van de kerkeraad.Ga naar voetnoot81 Dat kan niet betekenen dat zij onder de gewone kerkelijke tucht vielen, want zoals wij reeds constateerden, de diaconie bediende alle armen in het stadje, ook de niet-lidmaten. Maar de diakenen verlangden dan klaarblijkelijk wel, dat de bedeelde, ook al ging hij niet ter kerke, en huldigde hij andere inzichten dan de hervormde predikant, in zijn dagelijkse wandel aan dezelfde normen zou voldoen als de lidmaten. Op hem konden de gewone straffen van de kerkelijke tucht - afhouding van het avondmaal en afsnijding uit de gemeente - niet toegepast worden, maar het was wel mogelijk hem voor een tijd of permanent in de bedeling voorbij te gaan. Drinken, spelen, vechten of vloeken gaf uitsluiting voor zes weken bij de eerste, van twaalf bij de tweede overtreding. Wie voor de derde maal in het kwaad verviel verloor alle aanspraak, maar dat kon ook al bij de eerste overtreding gebeuren, afhankelijk van de ernst van het vergrijp. Vereist was ook - ten minste daar in Oudewater - dat de armen volledige opening van zaken gaven. Zij moesten meedelen wat zij bezaten of verwierven, hetzij land, renten of gereed geld, en waren verplicht de diakenen niet alleen in hun woningen toe te laten voor nauwkeurige inspectie, maar ook om zelf alle sloten open te maken en te tonen wat achter de deur of onder het deksel verborgen lag. Deze bepalingen zijn opgenomen in de ordonnantie van 1619, doch legden grotendeels het bestaande gebruik vast. Reeds in 1610 had de kerkeraad besloten dat de diakenen zo nu en dan de huizen van de armen zouden bezoeken, ‘besien hare tresoor ende huysraet, ende vernemen hoe deselve met spijs ende cleedinge voorsien sij’.Ga naar voetnoot82 De ervaring had toen namelijk uitgewezen, ‘dat sommige stoute armen hare clachte grooter maecken als haren noot’, ofschoon er ook anderen gevonden werden, ‘eerbare beschaemde herten’, wier nood groter was dan hun klagen. Voor beide categorieën werd oculaire inspec- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tie noodzakelijk geacht, om de vastgestelde uitkeringen naar bevinden te verhogen of te verlagen. Wanneer zoals hier de diakenen alle armen moesten bedenken, konden toch alle reglementen niet verhinderen dat het toezicht op de lidmaten effectiever was dan dat op de buitenstaanders. Het is nu eenmaal niet anders gesteld, aldus de Haarlemse kerkeraad in 1623, dan ‘dat de diaconie gheen lichamelijcke macht heeft om de ongeschickten... die luyaerts of dronckaerts zijn, te coërceren ende bedwinghen’.Ga naar voetnoot83 Daarom waren de diakenen er niet eens altijd bijzonder op gesteld, wanneer de gehele armenzorg tot hun last kwam, en zij niemand naar Heilige Geest of armenmeesters konden verwijzen. Want ieder zonder onderscheid aannemen wilden zij meestal niet. Zo rees in 't Woud al spoedig na de kerkinstituering de vraag, ‘off men van de almosen-wtdeiling oeck laeten genieten sall alsulcke huysgesinnen dar noch man noch wijff totten gehoor des Worts Gods en kommen, noch iet van den ware religie weten off begeren te leeren’.Ga naar voetnoot84 Dat zou een nog groter beperking kunnen inhouden dan naderhand in Oudewater werd toegepast, want daar was alleen de zedelijke wandel als maatstaf gekozen, en niet de kerkgang. Of men tenslotte in 't Woud zo ver gegaan is weet ik niet, maar wel dat andere gemeenten deze consequentie inderdaad hebben getrokken. Schoonhoven bediende alleen ‘sulcke persoonen, die ofte professie van de religie doen, ofte naerstich tot gehoor coomen, ende de religie ende kercke toegedaen sijn’. Alle anderen zou men slechts te hulp komen naar beste vermogen,Ga naar voetnoot85 maar we doen goed ons daarvan geen overdreven voorstellingen te maken. In de plaatsen waar H. Geestmeesters werden aangetroffen, weigerde de diaconie gewoonlijk alle ondersteuning aan niet-leden, zelfs wanneer die regelmatig kerkten - ‘twelck onser diaconie onmogelick is te doen, die alleen bescheyden is den gelidtmaten te helpen, ende hebben de andere armen haere besondere voochden daervan se versorgt werden’.Ga naar voetnoot86 Te Haarlem trok men de scheidslijn zo strak, dat zelfs een vrij grote groep van onbesproken lidmaten buiten de diaconale zorg viel, namelijk de vrouwen wier mannen niet bij de kerk waren aangesloten. Allerlei praktische redenen pleitten voor een dergelijke maatregel,Ga naar voetnoot87 maar heel gelukkig voelde men zich daarmee te Haarlem niet. De kerkeraad overwoog, dat ‘de diaconen de eenighe ordinaire publycke handt zijn der ghemeynte, om haere armen lidtmaten te versorghen’. Iedere arme die tot de gemeente behoorde moest dan door die hand ondersteund worden. Was het wel mogelijk een aantal lidmaten aan andere instanties toe te wijzen, ‘sonder Godts Woordt te contraveniëren’? De Haarlemse kerkeraad stelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zichzelf enigszins gerust met de overweging, dat toch ook de stadsarmenmeesters door de christelijke overheid benoemd waren, voor het merendeel uit de gemeente werden gekozen, en het geld dat zij inzamelden meest van de lidmaten trokken; maar toch, ook al plaatste de raad deze vrouwen dan niet op zijn eigen lijst, aan alle verantwoordelijkheid onttrok hij zich niet. Hij zou het lot van deze uitgeslotenen naar gelegenheid verzoeten ‘door eenighe extraordinaire recognitie van de diaconen, ter discretie van deselve’. Dit sterke verantwoordelijkheidsgevoel voor de eigen arme lidmaten kon tot gevolg hebben, dat de kerkeraden tegenover behoeftige candidaatleden grote gereserveerdheid aan de dag legden. Wel meende men dat armoede niet zonder meer een reden zou mogen zijn iemand te weigeren,Ga naar voetnoot88 maar dat sloot behoorlijk onderzoek niet uit. In Haarlem besliste de kerkeraad - en wel uitdrukkelijk met het oog op de zorgelijke staat van de diaconale kas - dat voortaan ieder die tot de gemeente wilde toetreden door een predikant zou worden ondervraagd. Gold het personen die zich in Haarlem kwamen vestigen, dan diende geïnformeerd, ‘wat de cause zij van haer vertrec tot deser gemeente’.Ga naar voetnoot89 Die gewoonte bestond ook in andere steden, en bevond men de redenen niet deugdelijk, dan kon de kerkeraad inschrijving in de lidmatenregisters weigeren. Amsterdam, de grote trekpleister voor allen die het hoofd niet boven water konden houden,Ga naar voetnoot90 heeft tot die uiterste remedie wel eens zijn toevlucht genomen, of legde nieuw ingekomenen een proeftijd op van twee of drie maanden, gedurende welke zij zelf in hun levensonderhoud moesten voorzien. ‘Onse gemeente is so schuetich niet’, schreef Helmichius in 1604 aan zijn vriend Arent Cornelisz., ‘om de arme lidtmaten wt andere plaetsen aen te nemen als sy stracks de Diaconye lastich sijn’. Hij hoopte dat men dit elders ook zou gaan begrijpen. Want al te velen trokken naar Amsterdam, zogenaamd om werk te zoeken - ‘ende als sy hier sijn, so en isser geen werck, off sy sijn sieck, off daer valt wat anders, ende sy cleven ons aen de handen’.Ga naar voetnoot91 Reislust van arme lidmaten had het de hervormde kerk al moeilijk gemaakt nog voor er te Amsterdam een gereformeerde diaconie bestond. Ter synode van Emden in 1571 waren de klachten al vernomen over ‘de lichtvaardigheyt dergener die al te lichtelyk hare woonplaatsen veranderen’, en in hun nieuwe behuizingen aangekomen het eerst op zoek gingen naar het adres van de diaconie. De synode adviseerde daarom de kerken, niet te gemakkelijk attestaties te geven aan bedeelden. Wie geen aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaardbaar motief had voor zijn vertrek, zou geen attestatie mogen ontvangen. Zij die wel dit getuigschrift verwierven, moesten op het stuk laten aantekenen welk beroep zij uitoefenden, waar zij heengingen, en wat hun reisdoel was. De diaconie zou hun voldoende reisgeld meegeven om de nieuwe woonplaats te bereiken, en het uitgekeerde bedrag eveneens in de attestatie vermelden.Ga naar voetnoot92 Te Emden heeft men wel de bedoeling gehad door middel van de attestaties de diaconieën te beschermen tegen malafide elementen. Volkomen doeltreffend is de maatregel echter niet geweest. Bedelaars die voorwendden om des geloofs wil te zijn uitgeweken maar geen bewijsstuk konden overleggen, werden nu teruggewezen.Ga naar voetnoot93 Maar verscheidene zwervers blijken toch later in het bezit te zijn van kerkelijke attesten, die zij overal als bedelbrieven gebruiken. De Zuidhollandse synode trachtte zich te verweren, en schreef voor dat het verlenen van attestaties zaak van de gehele kerkeraad moest zijn - bij voorbeeld dus niet alleen de beslissing van een goedgelovig predikant. De attesten moesten door twee personen ondertekend zijn, en voorzien van het kerkzegel. Waren ze meer dan drie maanden oud, dan zou geen enkele kerkeraad ze nog mogen aannemen.Ga naar voetnoot94 Voorschriften van deze aard werden dikwijls herhaald,Ga naar voetnoot95 maar de vindingrijkheid van de bedelaars overtrof nog wel eens die van de kerkelijke vergaderingen. Zij maakten zich zelf valse getuigschriften, met zegels die van wettige attesten afgescheurd waren,Ga naar voetnoot96 en slaagden er op die wijze in een eenmaal bemachtigde attestatie toch lange tijd te doen lopen. Bovendien was er nog een ander soort in de roulatie, ‘attestatien die gegeven syn om hier ende daer eenich subsidie te gaen halen’. De Zuidhollandse synode veroordeeld dit gebruik niet geheel ten onrechte als een vorm van bedelarij,Ga naar voetnoot97 maar het heeft zich niettemin lange tijd gehandhaafd, en kwam nog in 1620 veelvuldig voor.Ga naar voetnoot98 Het waren ook niet alleen de beroepsbedelaars, die van attestaties een ongeoorloofd profijt zochten te trekken: de Noordhollandse synode meende - 1607 - dat ‘den meestendeel der armen’ zich aan misbruik van attestaties schuldig maakte.Ga naar voetnoot99 Helemaal uitroeien kon men dit kwaad ook niet. De arme die eenmaal verlof had gekregen om te vertrekken, kwam met vrouw en kinderen niet zo snel vooruit, moest kosten maken voor wa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gens en schuiten, en ook bij een reis binnen de provincie bijna altijd wel onderweg eens overnachten. De diaconieën konden moeilijk weigeren zulke passanten enig reisgeld toe te stoppen, al was het ook ‘niet meer als dat se tot de naestgelegene stadt mogen commen’.Ga naar voetnoot100 Waar dergelijk zeden bestaan, is het nauwelijks mogelijk misbruik uit te sluiten. Bij een hard beleid zouden te veel goeden met de kwaden moeten lijden. Geen enkele kerk heeft in elk geval de passantenhulp er volkomen aangegeven; liever liet zij zich eens bedriegen dan een te groot risico te nemen tegenover de bonafide armen. Wat passantenhulp eigenlijk inhield, blijkt ons het beste wanneer wij weer onze toevlucht nemen tot het diaconieboek van Hazerswoude. Wij kunnen dan tevens eens controleren of alle gemeenten zich hielden aan de synodale voorschriften. In Hazerswoude blijkt namelijk allereerst, dat de meeste passanten geen attestatie overlegden; in de tweede plaats, dat soms uitdrukkelijk wordt gesproken van ‘goede’ attestatiën, waaruit wij wel mogen afleiden, dat er ook nog kwade in omloop waren; in de derde plaats, dat de zogenaamde bedelattesten nog regelmatig en met goed gevolg werden aangeboden. Onder de passanten zonder attestatie bevindt zich een groot aantal soldaten, ruim zeventig in totaal, over een periode van bijna zes jaar. Slechts eenmaal wordt vermeld dat ze afkomstig waren uit Bohemen, op drift geraakt dus in het eerste ongelukkige tijdvak van de dertigjarige oorlog, na de nederlaag van de winterkoning. Van verscheidene anderen geldt misschien hetzelfde, maar dikwijls zullen het toch ook eenvoudig krijgslieden zijn geweest uit de Hollandse garnizoenssteden, buiten staat om te leven van de karige soldij. Ik vermoed niet dat veel van deze mannen lidmaten zijn geweest van de hervormde kerk, maar ze werden allemaal zonder vertoon van attestatie geholpen, al was het gewoonlijk slechts met een stuiver de man. Steun zonder attestatie gaf men ook een aantal schippers - acht in totaal - viermaal met aantekening ‘gekoomen van een verloren reys’. De welvaart van de binnenschippers was klaarblijkelijk nog wel zo kwetsbaar, dat zij bij tegenslag bij de armenzorg moesten aankloppen, en de hand ophouden voor twee of drie stuivers, want meer kregen ze in Hazerswoude niet. Wel eens van attestaties voorzien, maar toch vaker niet, waren de studenten, twaalf in het geheel. Driemaal betreft het studenten uit de Palts, vluchtelingen waarschijnlijk. De andere negen zullen wel op weg zijn geweest naar Leiden of naar huis, waarbij Hazerswoude de eerste of laatste pleisterplaats was. De uitkeringen die ze ontvangen zijn vrij hoog, voor de negen in totaal 2 : 3 : 6, dat is bijna vijf stuivers de man, belangrijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer dan aan schippers of soldaten werd toegelegd. Wel mogelijk, dat de ze manier van reizen voor studenten vrij normaal is geweest, en dat de diakenen hun beroep op de kerkelijke barmhartigheid overal ook honoreerden in overeenstemming met hun toekomstige rang in de maatschappij. Misschien studeerden sommige van deze studenten theologie, en waren ze dus enigszins met de kerk verbonden. Die laatste overweging geldt zeker voor de vijf schoolmeesters die een reispenning ontvingen, gemiddeld iets meer nog dan de studenten, namelijk ruim zes stuivers. De best betaalden zijn de predikanten, gevlucht uit Duitsland, slachtoffers van het oorlogsgeweld aan de andere zijde van de grens. Onder de christelijke barmhartigheid valt ook de zorg voor predikantsweduwen. Vier hebben zich in Hazerswoude aangemeld, en respectievelijk 20, 14, 15 en 4 stuivers ontvangen. Nummer drie is een Gulikse. Bij de andere wordt de plaats van herkomst niet vermeld. Van de gewone passanten wordt ongeveer veertig maal gezegd, dat zij geen attestatie overlegden. Toch ontvangen ze iets, in de meeste gevallen ook zonder dat een bijzonder motief wordt opgegeven, zoals verlies van huis en have door brand, beroving, ziekte of vlucht voor Spanjaarden. De bedragen variëren tussen een en twaalf stuivers - de hogere bedragen alleen uitgekeerd aan groepen - en zijn van dezelfde grootte als de uitkeringen aan passanten die wel van attestaties zijn voorzien. Slechts een maal valt bij die laatste categorie een hoger bedrag te noteren, ‘aen een seecker vrouwspersoon met gode attestatie van Haerlem, wiens man aldaer in de tijt van d'Arminiaenen was onthooft’. De formulering suggereert haast dat de weduwe haar man verloren had als martelaar onder een Barneveltiaans schrikbewind. Mochten de diakenen van Hazerswoude dat werkelijk hebben geloofd, dan waren ze dommer dan ik voor mogelijk zou houden, maar zeker is dat ze de vrouw veertien stuivers hebben uitbetaald, of was het om haar goede attestatie? Een duidelijk voorbeeld van een bedelattest levert ons een man uit Leiden, die vier stuivers ontvangt als bijdrage tot de kosten aan meesterloon voor een gebroken arm. Men zal zich dat wel zo moeten voorstellen, dat deze Leidenaar op attestatie van zijn kerkeraad proberen mocht in de omliggende gemeenten zijn gemaakte onkosten bij elkaar te collecteren. Vergelijkbaar hiermee is de man uit Middelharnis, die twee maal gesneden is aan de steen, en eveneens vier stuivers krijgt, op vertoon van zijn attestatie. Toch wat twijfelachtiger misschien, want wat doet zo'n herstellende patiënt nu helemaal in Hazerswoude? Wie weet hoe ver hij nog met zijn papiertje van Middelharnis afgeraakt is! Zou hij naar huis gegaan zijn zodra hij het bedrag van de declaratie bijeen had? Deze beide gevallen tonen wel - zoals trouwens de gehele passantenhulp - dat de diaconieën hun taak niet absoluut begrensd achtten tussen de limieten van hun eigen woonplaats. Komt het al zelden voor dat een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeente bij de classis hulp voor haar armen vraagt,Ga naar voetnoot101 met dit collecteersysteem gaf men elkaar toch indirecte onderlinge steun. Was de plaatselijke diaconie rijk genoeg, dan hoefde ze niemand uit bedelen te sturen, en betaalde ze zelf de medische verzorging van de armen.Ga naar voetnoot102 Passanten ontvangen altijd maar weinig. De grote kosten maakt de diaconie van Hazerswoude voor de armen van de gemeente. In het diaconieboek vinden wij voor de jaren 1620-1625 de namen van 37 personen. Hiervan worden 15 slechts één keer genoemd voor incidentele hulp, meestal bij ziekte of gezinsuitbreiding. Ook als de diakenen een grote gift ineens hebben ontvangen, bij voorbeeld uit zoengelden, boeten of legaten, en dat bedrag dadelijk wordt verdeeld, bedenkt men gewoonlijk mede enkelen die niet tot de vaste klantenkring behoren. Verreweg het meeste geld gaat naar de 18 personen, die vrij regelmatig in de rekeningen terugkeren. De volgende tabel geeft aan hoe dikwijls zij in de boeken zijn opgenomen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het getal voor 1623 is het hoogst, omdat toen twee maal een ontvangen gift direct verdeeld is, en één maal een voorraad brood en kaas, wat in totaal 32 extra uitkeringen heeft veroorzaakt aan op deze lijst genoemde personen. Overigens is ons ook uit andere bronnen bekend, dat 1622 en 1623 tamelijk dure jaren zijn geweest, waarin dus de diaconie vermoedelijk in heel Holland telkens in actie moest komen. De meeste uitkeringen worden gedaan in goederen, voornamelijk brood, ook wel kaas, een enkele maal bier. De vaste klanten ontvangen bovendien zo nu en dan turf, en linnen voor het maken van kleren. Kinderrijke gezinnen als dat van Pieter de Greynwercker - wiens familie zich in deze jaren drie maal uitbreidt - krijgen verder bijna ieder jaar kousen, schoenen of klompen voor de kleinen. Nagenoeg alle diaconale uitgaven zijn van zuiver liefdadige aard. Alleen voor Hendrick Baerentsz. koopt men in 1625 laarzen en een ‘haering-gewaet’, om hem de kans te geven als visser uit te varen en zo zelf zijn kost beter te kunnen winnen. Alle bedeelden zullen trouwens wel hun voornaamste inkomsten uit eigen arbeid hebben verkregen, zoals de betitelingen metselaar, wever, kammer, spinner etc. ook uitwijzen. Niemand ontving in de loop van een jaar ooit meer dan 30 gulden, de meesten belangrijk minder; en zelfs van 30 gulden in het jaar kon ook in de zeventiende eeuw een gezin al onmogelijk meer rondkomen. Als vergelijking met Hazerswoude moge ook hier weer het kleinere Heinenoord dienen, waar in de jaren 1615-1618 en 1621-1623 in totaal de volgende bedragen werden uitbetaald:
Uit verspreide gegevens die andere plaatsen opleveren, mogen wij vermoedelijk wel concluderen dat de werkwijze van de beide genoemde diaconieën karakteristiek was voor het algemene beleid. Zo deelde men ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elders goederen uit, brood, ‘laken ende schoenen’.Ga naar voetnoot103 Uitbetalingen in geld waren ook in andere gemeenten niet hoog. Bij de Engelse kerk van Amsterdam mocht een diaken op eigen gelegenheid nooit meer geven dan 10 stuivers aan een enkele persoon, een gulden aan een groep of gezin. Over hogere uitkeringen moesten de diakenen gezamenlijk beslissen, maar in geen geval mochten zij boven de vijf gulden gaan.Ga naar voetnoot104 Weinig ook gebeurt het, dat de diaconie andere middelen kiest dan de gewone milddadigheid. De Waalse kerkeraad van Leiden deed in 1585 moeite een baas te vinden voor Henry Collé, ‘pour l'apprendre à pigner’,Ga naar voetnoot105 maar dat kleine jongens een vak moesten leren sprak eigenlijk van zelf. Het enige geval van deze aard dat ik verder nog aantrof is dat van ‘Mary Paters man’ te Purmerend, die in mei 1620 mag kiezen, ‘off hij begeert te cruyen aen de Purmer, te varen op een oorlochschip, ofte te weeven op een getou’.Ga naar voetnoot106 De reden van dit aanbod was waarschijmlijk, dat Mary Paters man in geen van drieën veel zin had. In juni tenminste bleek dat hij met het ambacht van zijn keus - het weversvak - nog geen begin had gemaakt. De kerkeraad deed hem weer verschillende voorstellen, maar kon hem pas verleiden tot de belofte dat hij buiten de stad zou gaan werken, toen er eerst drie gulden op tafel was gekomen.Ga naar voetnoot107 Hier zal wel geen andere bedoeling hebben voorgezeten, dan een luiaard het werken te leren. Eén kenmerk is er tenslotte, dat ons in Hazerswoude en Heinenoord niet uitdrukkelijk is gebleken, maar dat toch de diaconieën eigen lijkt te zijn geweest: de geheimhouding. De armenmeesters en de H. Geestmeesters deelden gewoonlijk in het openbaar uit, maar de diakenen kwamen zelf geld en goederen brengen in die gezinnen waar men beschroomd was openlijk als bedeelden herkend te worden.Ga naar voetnoot108 Zelfs voor grote partijen, hele wagens turf tegelijk, werd de geheimhouding in acht genomen.Ga naar voetnoot109 Daarom ook verzette de kerkeraad van Charlois zich in 1613 tegen gemeenmaking van beide kassen, daar dat strekken zou ‘tot bedrouvinge van veel vroome arme, die nu door ons in stylheyt werden geholpen, ende anders openbaer souden moeten worden’.Ga naar voetnoot110 Wel legden de diaconieën in het publiek verantwoording af, ‘openbaerlijc in de kercke, alwaer groote toeloop van menschen is, van allerley gesintheyt’.Ga naar voetnoot111 Maar het is wel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
licht met het oog op deze openbaarheid, dat de registers van Hazerswoude nogal eens gewagen van ‘een arm mensche’, of ‘een vroom litmaet’, zonder verdere persoonsaanduiding. Opvallend is, dat er bij de verantwoording grote toeloop was van mensen van andere gezindten. Niet onmogelijk, dat zij welbewust kwamen om de hervormde diaconie eens te vergelijken met de armenzorg in hun eigen kerk. Want een beschouwing over de betekenis en werkwijze van de zeventiende-eeuwse diaconieën zou onvolledig zijn, als zijn met geen woord repte van de armenzorg bij andere kerkgenootschappen, en van de onderlinge concurrentie. Ergernis over deze strijd deed de Delftse magistraat wensen dat er maar één armenkas zou zijn, zodat men tenminste zou kunnen vermijden ‘dat d'een of d'ander secte ofte hoop, door d'aelmissen eenige tot haer trecken om haer hoop te vermeerderen’.Ga naar voetnoot112 Het gaat in zulke gevallen wel in hoofdzaak over de verschillende doopsgezinde groeperingen. Katholieke armenverzorgers worden in de kerkelijke acta eigenlijk nooit als zodanig vermeld.Ga naar voetnoot113 Wel komt het voor dat in de dorpen de H. Geestmeesters allen of in meerderheid katholiek zijn, en dan proberen - zo wordt in 1623 beweerd van de armenverzorgers te Rijswijk - de lidmaten door beloften van rijke ondersteuning tot zich te trekken, ‘mits conditie dat se beloven, dat se in de christelicke gereformeerde kercke niet sullen gaen’.Ga naar voetnoot114 Met de doopsgezinden zou deze moeilijkheden zich niet zo spoedig voordoen. Hun afkeer van openbare ambten was oorzaak dat zij ook het beheer over de H. Geestgoederen niet begeerden. Maar hun diakenen waren wel geduchte concurrenten voor hun hervormde ambtgenoten. Caspar Grevinchoven mag dan smalen, ‘dat sij haer arme lidtmaeten seer magerlijk menichmael onderhouden, alsoo men wel bevinden soude so het noot dede om te ondersoeken’,Ga naar voetnoot115 maar moet toch toegeven dat zij ‘door gaven ende handreykinge te doen, hier ende daer de sommige tot haar trekken, derwelker buyk haren God is’.Ga naar voetnoot116 Een voordeel voor de doopsgezinden was het ongetwijfeld, dat zij hun armenkas altijd zonder inmenging van anderen konden beheren, en zich volledig wijden aan de armen van hun eigen gemeente - ‘degenen die van hare opinie ofte secten zijn, die helpen sij alleen’.Ga naar voetnoot117 De concurrentie deed zich het scherpst voelen tegenover hervormde gemeenten die niet over armengoederen beschikten en alleen op de collecten aangewezen waren, zoals dat met name bij de Walen het geval was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een paar karakteristieke voorbeelden levert dan ook de Waalse kerk van Haarlem op, in 1616. Zekere Jan Tricot en zijn vrouw waren beide ziek geworden, en hadden toen van de diaconie een extra bed gevraagd, ‘pour coucher chacun à part’. De diakenen wezen dit verzoek van de hand, waarop het echtpaar weigerde aan het avondmaal deel te nemen, ‘disans... que là où il n'i avoit point de charité, n'estoit point la vraie églis’. Spoedig daarna gingen zij over naar de doopsgezinden, een beslissing die de kerkeraad aan geen ander motief dan spijt wilde toeschrijven - zij hadden zich toch nooit over enig punt van de kerkleer bezwaard gevoeld?Ga naar voetnoot118 Evenmin als Grevinchoven met zijn laatdunkend oordeel over de hebzuchtigen wier buik hun god is, komen de Haarlemmers op de gedachte dat niet alleen de aangenomen leerstellingen, maar ook het betoon van onderlinge hulpvaardigheid het klimaat van een kerkgenootschap bepalen. En toch moesten zij op diezelfde dag om soortgelijke redenen ook Jeorge François en zijn vrouw verliezen. Weer tot verwondering van de kerkeraad voegde dit echtpaar zich bij Menno's aanhang, ‘sans avoir oncques fait aucun scrupule sur nul point de doctrine’. Begreep men dan helemaal niets van de rechtvaardiging die de vrouw gaf voor hun daad, ‘que c'est une chose misérable d'estre tousjours povres’?Ga naar voetnoot119 Andere Waalse gemeenten, met name LeidenGa naar voetnoot120 kenden dezelfde problemen; de Nederlandse vermoedelijk wel in mindere mate.Ga naar voetnoot121 Toch vindt men ook in die kerken armen die op de grens van beide kerkgenootschappen leven, en klagen ‘dat daer gheen liefde en was’ in de hervormde gemeente.Ga naar voetnoot122 Zo ging het Jan Arisz. en zijn vrouw Neltgen Pieters, die in november 1612 te Krommenie kwamen wonen. Zij hadden een attestatie van de hervormde kerkeraad in hun vorige woonplaats, maar leverden die pas na lange tijd in. Neltgen bezocht intussen geregeld bij de Waterlanders de doopsgezinde vermaning. Jan kerkte wel met de hervormden, en vroeg ook de diakenen om steun. Hij begreep wel dat ze niet veel voor hem zouden kunnen doen, maar omdat hij zwaar in de schuld stak, zou hij tenminste voor zijn nieuwe schulden graag honderd daalders ontvangen. Natuurlijk lag dat niet in de macht van de diaconie, en Jan Arisz. moest met veertig gulden tevreden zijn - naar de maatstaven van de tijd zeker geen gering bedrag. Jan Arisz. echter was toch teleurgesteld, of hoopte wellicht bij de doopsgezinden betere zaken te kunnen doen - althans, hij liet zich van die tijd af ook wel eens in de vermaning vinden. Het ongeluk wilde, dat kort daarop een schuldeiser - die lid was van de hervormde kerk - het wachten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moe werd, en Jan Arisz. voor het gerecht daagde. Dat deed de emmer overlopen. Jan verliet de gemeente, en voegde zich bij de mennisten. De dominee en een ouderling hadden met hem een lang gesprek over de voornaamste punten van de religie, en bemerkten dat hij daarin met hen eens geestes was. Zijn bezwaren lagen in het aanhangig gemaakte proces, omdat het zijns bedunkens ‘niet en behoorde te gheschieden, dat den eenen broeder den anderen voor 't recht soude mogen roepen, dat voor de ongheloovige overheyt, stryet tegen des apostel Paulus reden, 1 Cor. 5’. Waarschijnlijk bedoelde hij de verzen 12 en 13: oordeelt gijlieden niet die binnen zijn? Maar die buiten zijn oordeelt God. De kerkeraad heeft voor hem verder geen moeite gedaan. Het echtpaar werd tenslotte van de gemeente afgesneden.Ga naar voetnoot123 Nu is de afsnijding in die tijd een min of meer vanzelfsprekend gevolg van overgang naar een ander kerkgenootschap, zoals wij in het vervolg nog zullen zien. De overweging dat iemand armlastig is speelt in zulke gevallen geen enkele rol. Maar daar gecensureerden gewoonlijk van de bedeling worden uitgesloten, moet het lastig geweest zijn deze twee zaken uit elkaar te houden. Positief gebruik van de diaconale uitkeringen bij censuur is vermoedelijk wel uitzondering geweest. De kerk van Willemstad vroeg in 1602 advies aan de classis Dordrecht, hoe zij moest handelen met een bedeelde, die in dwaling vervallen was - misschien ook hier de aantrekkingskracht van de doopsgezinde milddadigheid? De classis ried Willemstad voorlopig heimelijke ondersteuning te geven, en verder de gevolgen af te wachten.Ga naar voetnoot124 Een sympathieke beslissing ook in Haarlem 1618: de kerkeraad weigerde de attestaties aan te nemen van een armlastig echtpaar uit Hoorn, dat de remonstrantse belijdenis was toegedaan. Maar het kreeg wel een aanbeveling bij de diakenen.Ga naar voetnoot125 Maar de regels waren in de hervormde kerk zo niet.Ga naar voetnoot126 Gecensureerden verloren hun recht op ondersteuning niet alleen bij feilen die ook de burgerlijke armenzorg zwaar zou aanrekenen, zoals dronkenschap.Ga naar voetnoot127 Zij konden hun aanspraken ook al verliezen als zij schuldig waren aan fouten die de overheid niet bestrafte. Zo vermaande de Waalse kerkeraad van Amsterdam in 1587 Anna Gillen, dat zij zich moest verzoenen met Julienne Tiefrin. Toen zij weigerde, zei men haar dat zij dan niet langer voor een waarachtig lidmaat te houden was, en geen steun zou ontvangen, ‘iusqu'a ce qu'elle se porteroit docillement en son devoir comme membre de l'église’. Anna antwoordde dat ze dan wel zou gaan bedelen,Ga naar voetnoot128 maar of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ze deze trots volgehouden heeft? Zij zou zich de terugkeer naar de kerk bemoeilijken, want die zou haar dat bedelen weer als een nieuwe zonde aanrekenen. Zo werd bij voorbeeld in 1604 te Ridderkerk een armlastige, Adryaen Rombouts, wegens het bedrijven van bloedschande van de gemeente afgesneden. Toen hij later weer heropneming kwam vragen antwoordde de kerkeraad, dat hij dan toch in ieder geval het bedelen moest laten - waartoe het wegvallen van de steun hem min of meer gedwongen had - en dat hij voortaan ook geen volledige ondersteuning meer ontvangen zou, daar de diaconie te arm was om zijn zeven man sterke gezin te onderhouden.Ga naar voetnoot129 Zo begerig was men niet, deze man weer onder de schapen op te nemen. Wanneer wij dan nog eenmaal terugkomen op de vraag, die wij aan het begin van dit hoofdstuk hebben gesteld: was de diaconie voor de hervormde kerk een wervende kracht, dan zullen wij moeten antwoorden: een beslist ja of neen is hier onmogelijk. De diakenen beschikten in sommige steden wel over een ruime beurs; Amsterdam heel duidelijk, tot op zekere hoogte ook Haarlem.Ga naar voetnoot130 Maar elders, vooral in de dorpen, waren de inkomsten gering. Dikwijls stond het ook de kerkeraden niet vrij ondersteuning te weigeren aan niet-lidmaten, of werden zelfs alle armengelden in één kas beheerd onder toezicht van de overheid. Katholieke H. Geestmeesters en vooral doopsgezinde diakenen bleken hier en daar heel goed in staat het tegen de hervormde diaconie op te nemen. En de hervormde kerkeraden zelf tenslotte toonden zich in het algemeen kritisch tegenover de armlastigen, die zij niet zonder meer tot de gemeente toelieten, en die bij overtreding van de christelijke zedewet niet slechts door de kerkelijke censuur, maar ook door inhouding van steun werden bestraft. Genoeg om ons tot voorzichtigheid aan te manen: laten wij niet te gemakkelijk zeggen met Geyl en Rogier, dat de hervormde diaconie de armen bij scharen tegelijk de kerk binnen leidde. Maar de voorkeur die de diaconie overal voor de eigen lidmaten aan de dag legde, kan natuurlijk niet alle invloed worden ontzegd. |
|