99. Leenrecht van het graafschap Vlaanderen
Leenrecht van het graafschap Vlaanderen en andere teksten, Vlaanderen, eerste helft van de 15de eeuw.
Perkament; 3 + 67 + 1 bll.; vochtvlekken, eerste elf bladen gerestaureerd; blad 235 × 165 mm. Vier handen. De eerste hand (littera textualis formata) schreef fol. 1ro-35vo en 38ro-43vo; aldaar bladspiegel 170 × 125 mm, één kol., 30 of 31 rr. De tweede hand (littera cursiva) schreef fol. 35vo-36vo, 59rob, 59voa en aanvullingen tussen de regels en in de marges op fol. 1ro-135vo. De derde hand (littera cursiva) schreef fol. 44ro-47vo; aldaar bladspiegel 170 × 122 mm, één kol., 28 of 30 rr.. De vierde hand (littera textualis) schreef fol. 48roa-50rob, 60roa-60vob en 62roa-67vob; aldaar bladspiegel 180 à 185 × 132 mm, 2 kol., 30 rr. per kol., rode lombarden, rode opschriften. Moderne potloodfoliëring. Moderne schaapsleren band (haarzijde naar buiten) op houten borden, geiteleren rug, sluitriem (G. Dubois d'Enghien, Brussel, 1969); voorste gedeelte van de vroegere perkamenten omslag vóór in het handschrift geplakt.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 307.
De eerste helft van dit handschrift (fol. 1ro-35vo) bevat een anoniem traktaat over Vlaams leenrecht, waarschijnlijk samengesteld omstreeks 1350 en dus nagenoeg 150 jaar ouder dan het bekende Tractaet vanden leenrechten na de hoven van Vlaenderen van Filips Wielant, die zijn werk in 1491 voltooide. Aanvankelijk waren er evenveel leenrechten als er leenbanken of leenhoven waren. Onder invloed van de landsheerlijkheid ontstonden leenrechten met een veel ruimer geldingsgebied o.a. het Vlaams, het Brabants, het Hollands, het Stichts en het Zutphens leenrecht. In dit traktaat werd het Vlaams leenrecht voor het eerst in de landstaal op schrift gebracht. Voornamelijk wordt erin gehandeld over de plichten van de leenman en de vererving van de lenen. Behalve in dit handschrift is het traktaat nog in drie andere handschriften bewaard gebleven: Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 6031-6040; Gent, Rijksarchief, Fonds Sint-Pietersabdij, 461 en Leeuwarden, Provinciale Bibliotheek, 285. Een handschrift dat nog omstreeks 1880 in het Rijksarchief te Maastricht berustte, schijnt aldaar niet