Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
H. Maagd; Berijmde brief aan een jonkvrouw over de beoefening der deugd; Traktaat over de vier uitersten en andere stukken, Vlaanderen, 1410 en ca. 1410.Papier en perkament; 153 bll. (oorspronkelijk 161); blad 288 × 210 mm; bladspiegel wisselend; moderne inkt- én potloodfoliëring. Voornamelijk tien handen. Eerste hand (fol. 2roa-13vob, 17roa-23vob, 26roa-44voa en 45voa-5 1vob; littera textualis): 42 à 50 rr. per kol; een rode initiaal met rood en zwart penwerk; rode lombarden met zwart penwerk; rode titels. Tweede hand (fol. 51vob-58rob; littera textualis): 41 à 43 rr. per kol.; rode initiaal met rood penwerk; rode lombarden, titels en paragraaftekens. Derde hand (fol. 59voa-60roa en 62roa en 62rob; littera textualis): 42 en 45 rr. per kol.; rode lombarden. Vierde hand (fol. 62voa-91rob; littera cursiva, maar teksten uit de Openbaring van Johannes littera textualis): 39 à 46 rr. per kol.; opengewerkte rode initiaal; rode lombarden en paragraaftekens. Vijfde hand (fol. 92roa-104roa; littera textualis): 50 rr. per kol., rode initiaal met rood en zwart penwerk; rode lombarden, titels en paragraaftekens. Zesde hand (fol. 104roa-108roa; littera textualis): 50 rr. per kol.; rode initiaal met rood penwerk. Zevende hand (fol. 108rob-109vob; littera cursiva): 45 en 50 rr. per kol.; rode lombarden met rood penwerk. Achtste hand (fol. 110roa-110rob, 111roa-118rob, 119roa-l20vob en 137roa-151rob; littera cursiva): 35 à 42 rr. per kol.; rode lombarden, soms met zwart penwerk; rode paragraaftekens. Negende hand (fol. 122roa-125vob; littera cursiva): 39 rr. per kol.; rode initialen met zwart penwerk; rode paragraaftekens. Tiende hand (fol. 127ro-136vob; littera cursiva): 38 à 40 rr. per kol., opengewerkte rode initiaal met rood penwerk; rode lombarden met zwart penwerk; rode titels en paragraaftekens. Sommige van die handen hebben nog elders in het handschrift kleinere teksten als bladvulling bijgeschreven. Een veertigtal opgeplakte tekeningen; onder sommige van die tekeningen verzen in een rode littera textualis, in andere van die tekeningen rode spreukbanden. Op fol. 2voa, in de achtste hand: Desen boec es. J[......]. Anno domini .M.cccc. ende .x. iaer Ende hi hout .c.lxj. bladeren. Vijftiende-eeuwse bruin kalfsleren band op eiken borden; voor- en achterplat met driedubbele filets versierd; twee koperen sloten, waaraan de sluithaken ontbreken; rug gerestaureerd.
Wiesbaden, Hessisches Hauptstaatsarchiv, 3004, B 10.
Dit handschrift bevat enkele geestelijke gedichten en rijmspreuken en een groot aantal geestelijke teksten o.a. traktaten, preken, disputaties (quaestiones), gebeden en dicta. Een groot deel van het handschrift wordt ingenomen door Die spieghel van den kersten ghelove (fol. 3roa-44roa), een catechetisch traktaat over de zonden, de sacramenten, de deugden, de acht zaligheden, de zeven werken van barmhartigheid, de evangelische raden, de zeven gaven van de H. Geest, de twaalf vruchten van de H. Geest en de vier uitersten. Volgens het kolofon heeft een priester dit traktaat, waarin geen exempelen voorkomen, ‘ghetrect vten latine en verga- | |
[pagina 245]
| |
dert ten vlaemsce ter leeringhen van simpelen menschen wt minnen’. Blijkbaar heeft hij het dus ten behoeve van leken uit verschillende Latijnse bronnen gecompileerd. Behalve in dit handschrift is dit traktaat nog in de hss. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 280 en Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 1291 bewaard gebleven. Onder de titel Die wech der syelen salicheyt werd het driemaal gedrukt: de eerste maal in 1480 te Utrecht, waarschijnlijk door G. van Leempt (Campbell, 1775), de tweede maal ca. 1480 te Oudenaarde of te Gent door Arend de Keysere (Campbell, 1776) en de derde maal ca. 1480 te Utrecht, waarschijnlijk door G. van Leempt (Campbell, 1777). Verder bevat dit handschrift o.a.: 1. Dijt es de exposijcye van sente ians ewangelium te dyetsche (fol. 51vob-58rob), een verklaring van het begin van het Evangelie van Johannes door Augustijnken van Dordt, eveneens bewaard in de hss. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.642-51 en 15.659-61 en fragmentarisch in een fragment, berustend in de Abdij van Egmond; 2. Die exposicie van apocalipsi (fol. 62roa-89vob), een verklaring van de Openbaring van Johannes; 3. een lofdicht op de H. Maagd (fol. 90roa-91rob), waarin Albertus Magnus, Hendrik van Doornik en Jacob van Maerlant beurtelings de lof van de H. Maagd verkondigen, ook bewaard in hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.589-623; 4. een berijmde brief (fol. 93roa-104ro), geschreven door een geestelijke vader aan een jonkvrouw over de beoefening der deugd; 5. Dit sijn questien van eenen goeden simpelen mensche daer die opperste coninc ziere zielen op antwoert (fol. 104roa-108roa); 6. Een disputacie tusschen eene ioffrouwe van oerdinen ende eenen priester van oerdenen (fol. 111ro-116vob); 8. een preek over Hortus conclusus fons signatus (fol. 134vob-135vob), ontleend aan de Limburgse sermoenen; 9. Dit sermoen preecte ons vrouwe voer broeder heinrike vander calstren te colne (fol. 146rob-l46vob), de Keulse preek van Hendrik van Leuven of Hendrik van den Calster († 1302), in het Middelnederlands alleen in dit handschrift bewaard; 10. een traktaat over de vier uitersten (fol. 147roa-150rob). Dit handschrift werd blijkens de taal in Vlaanderen geschreven, volgens het kolofon, althans gedeeltelijk, in 1410. Het heeft toebehoord aan het premonstratenzerklooster Arnstein aan de Lahn, dat op 22 november 1802 werd opgeheven. Hoe en wanneer het aldaar kwam, is onbekend. Van 1803 tot 1841 berustte het in Weilburg en van 1841 tot 1881 in het Herzogliche Central-Staats- | |
[pagina 246]
| |
archiv te Idstein. In 1881 werd het, samen met het voornoemde archief, naar Wiesbaden overgebracht.
D. Heubach, Grisaillen und Federzeichnungen der altflämischen Schule. Aus einer niederländischen Bilderhandschrift vom Jahre 1410, Straatsburg, 1925; W. de Vreese, Sint Augustinus in het Middelnederlandsch. Uit de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, Miscellanea Augustiniana. Gedenkboek samengesteld uit verhandelingen over S. Augustinus bij de viering van zijn zalig overlijden vóór 15 eeuwen, 1930, p. 351 en 368; F. Lyna, De Vlaamsche miniatuur van 1200 tot 1530, Brussel, [1933], p. 72, pl. 22; F. Lyna, Les miniatures d'un ms. du ‘Ci nous dit’ et le réalisme préeyckien, Scriptorium, 1 (1946-1947), p. 114-115; St. Axters, De zalige Hendrik van Leuven, O.P. als geestelijk auteur, Ons Geestelijk Erf, 21 (1947), p. 240, 254 en 255; M.A. Lücker, Meister Eckhart und die Devotio Moderna, Leiden, 1950, p. 159, nr. 14 (Studien und Texte zur Geistesgeschichte des Mittel-alters, 1); E. Panofsky, Early Netherlandish Painting. Its Origin and Character, Cambridge-Massachusetts, 19643, p. 107-108, 400-401, pl. 139; L.M.J. Delaissé, A Century of Dutch Manuscript Illumination, Berkeley en Los Angeles, 1968, p. 27-28, pl. 38; St. G. Axters, Bibliotheca Dominicana Neerlandica Manuscripta 1224-1500, Leuven, 1970, p. 55, 322 en 323 (Bibliothèque de la Revue d'histoire ecclésiastique, 49). |
|