op het einde van de 18de eeuw via het Comité de la caisse de religion in de Bourgondische Bibliotheek, thans Koninklijke Bibliotheek, te Brussel. Daar de rode stempel van de Bibliothèque Nationale te Parijs er niet in voorkomt, behoorde het niet tot de handschriften, die in 1794 door de Franse commissarissen in beslag zijn genomen en in 1815 zijn teruggegeven.
J. Van den Gheyn, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique, III, 1903, p. 230, nr. 1991; C.G.N. de Vooys, Verspreide Mnl. geestelike gedichten, liederen en rijmspreuken, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 23 (1904), p. 54; W. Dolch, Die Verbreitung oberländischer Mystikerwerke im Niederländischen. Auf Grund der Handschriften dargestellt, I, Weida i. Th., 1909, p. 9, 39, 40, 61, 80, 81 en 83; St. Axters, Bijdragen tot een bibliographie van de Nederlandsch dominikaansche vroomheid, I, Ons Geestelijk Erf, 6 (1932), p. 121, nr. 123 en p. 139-140, nr. 179; G.I. Lieftinck, De Middelnederlandsche Tauler-handschriften, Groningen-Batavia, 1936, p. 11-26, 211-244, 275-278, 369-382; G.I. Lieftinck, Het Ridderboec, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 62 (1942), p. 14-39; G.I. Lieftinck, Het Ridderboec afgeschreven in Groenendael, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 65 (1948), p. 260-262; M.A. Lücker, Meister Eckhart und die Devotio Moderna, Leiden, 1950, p. 159, nr. 12 (Studiën und Texte zur Geistesgeschichte des Mittelalters, 1); G.J. Peeters, Dietse tekst en verspreiding van de ‘Totius vitae spiritualis summa’ I, Ons Geestelijk Erf, 26 (1952), p. 188; R. Lievens, Alijt Bake van Utrecht, Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, 42 (1957-1958), p. 127-151; R. Lievens, Jordanus van Quedlinburg in de Nederlanden. Een onderzoek van de handschriften, Gent, 1958, p. 189-194 (Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Reeks VI, nr. 82); St. Axters, Joannes Tauler in de Nederlanden, Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, herausgegeben von E. Filthaut, Essen, 1961, p. 349; G. Hofmann, Literaturgeschichtliche Grundlagen zur Tauler-Forschung, Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, herausgegeben van E. Filthaut, Essen, 1961, p. 444; W. van Eeghem, Brusselse dichters, Vierde reeks, Brussel, 1963, p. 105-140; L. Reypens, Een nog onbekende mystieke grootheid in onze veertiendeeuwse mystieke letteren, Ons Geestelijk Erf, 37 (1963), p. 244-246; B. Spaapen, Middeleeuwse passie-mystiek, II. De vier kruiswegen van Alijt Bake, Ons Geestelijk Erf, 40 (1966), p. 5-64; A. Ampe, Willem Jordaens in nieuw perspectief, Ons Geestelijk Erf, 40 (1966), p. 144; Meester Willem Jordaens ‘De oris osculo’ of De mystieke mondkus. Kritisch en voor het eerst uitgegeven door L. Reypens, Antwerpen, 1967 (Studiën en Tekstuitgaven van Ons Geestelijk Erf, 17); B. Spaapen, Middeleeuwse passiemystiek, V. De kloosteronderrichtingen van Alijt Bake, Ons Geestelijk Erf, 42 (1968), p. 5-32, 225-261 en 374-421; 43 (1969), p. 270-304.