Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermda. Dirc van Delf, Tafel van den kersten ghelove, winterstuk, kap. 1-12 en 15-34. Utrecht (kartuizerklooster Nieuwlicht of Bloemendaal), ca. 1404.Perkament; 167 bll.; blad en bladspiegel resp. 188 × 137 mm en 118 × 85 mm; één kol., 24 rr. per kol. Oude foliëring met rode Romeinse cijfers midden in de bovenste marge (fol. xxv-xxxi ontbreken en twee bladen zijn als clxiii gefolieerd). Eén hand (littera textualis). Vijfendertig grote gehistorieerde initialen (steeds D) met randversieringen; gouden of blauwe lombarden met paars of rood penwerk; rode en blauwe paragraaftekens; Latijnse woorden rood onderstreept; rode titels. Op fol. 1ro, onderaan links, een dominikaan (Dirc van Delf); aldaar, onderaan rechts, het wapen van Albrecht van Beieren. Rood fluwelen band.
Baltimore, Walters Art Gallery, Ms. 171.
| |
b. Dirc van Delf, Tafel van den kersten ghelove, zomerstuk, kap. 22-45, Utrecht (kartuizerklooster Nieuwlicht of Bloemendaal), kort na 1404.Perkament, 2 + 222 + 2 bll.; blad en bladspiegel resp. 219 × 155 mm en 130 × 90 mm; één kol., 24 rr. per kol. Oude foliëring met rode Romeinse cijfers van ccxx tot ccccviij (fol. i-ccxix ontbreken), moderne potloodfoliëring. Eén hand (littera textualis); fol. 1ro en vo evenwel door een zestiende-eeuwse hand (littera bastarda). Vijfendertig grote gehistorieerde initialen (steeds D) met randversieringen; afwisselend rode lombarden met blauw en blauwe lombarden met rood penwerk; rode titels; afwisselend rode en blauwe paragraaftekens. Op fol. 3vo, met rode inkt: Dyt bouck latter is Jntituliert die Tafel vanden kersten gheloue. Js ghedicht ende ghemaket toe der eren ende mynne. ende zonderlinghe beuelinghe des hoochgheboren vorsten hartoghe Aelbrechts bider ghenaden goids. hartoghe in beyeren. palantzgraue op den rijn. Graue van henegouen. van hollant. van zeelant. ende heer van vrieslant. Van enen oitmoedighen predikaer. Gheheten broeder dyrck van delf. meester inder heylighen scrift. ende regent inder vniuersiteyten van arffoort ende van Colen. Jnt iaer ons heren duzent vierhondert ende vier. Op de rectozijde van het tweede schutblad voorin, bovenaan: Laten verbynden desen boeck anno xvc lxxij voer floris van Outhuesden. Op fol. 225ro, bovenaan: Dit boeck hoert toe Joffrou Anna van outheusden wedewe wylle mijnhere Arent coebel int | |
[pagina 234]
| |
Jaer xciij (1593). Bruin leren band op houten borden (1572); voor- en achterplat met losse stempels en rolstempels versierd; twee gedreven koperen sloten, waaraan de sluithaken ontbreken.
New York, Pierpont Morgan Library, Ms. 691.
De dominikaan Dirc van Delf (laatste kwart 14de-1ste kwart 15de eeuw) werd in 1399 hofprediker van hertog Albrecht van Beieren, aan wie hij zijn in 1404 voltooide Tafel van den kersten ghelove opdroeg. Dit lijvige werk, een scholastische theologie voor leken, bestaat uit twee delen: een winterstuk in 57 en een zomerstuk in 53 hoofdstukken. Het winterstuk handelt over de H. Drieëenheid, de schepping, de hemel, het aards paradijs, de mens, de deugden, de zeven gaven van de H. Geest, de zondeval, de zonden, de tien geboden, de vier evangeliën en het leven van Christus tot aan het laatste avondmaal; het zomerstuk over het lijden van Christus, de verrijzenis, de hemelvaart, de nederdaling van de H. Geest, de H. Kerk, de werken van barmhartigheid, de sacramenten, de antichrist en de vier uitersten. Het werk is oorspronkelijk, al gebruikte hij tal van bronnen, waaronder het Compendium theologiae veritatis van Hugo Ripelin van Straatsburg, de Libri quatuor sententiarum van Petrus Lombardus, de Summa theologica van Thomas van Aquino, de Vita Jesu Christi van Ludolphus van Saksen, de Historia scholastica van Petrus Comestor en de Legenda aurea van Jacobus de Voragine bijzonder dienen vermeld te worden. Behalve in de hier besproken twee handschriften zijn het winter- en het zomerstuk nog volledig of gedeeltelijk in verschillende handschriften bewaard gebleven: het winterstuk in de hss. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, I H 36; Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 21.974; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73 E 26, 70 H 30 en 133 F 18 en Londen, British Museum, Add. 22.288; het zomerstuk in hs. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73 E 27; bovendien komen nog excerpten voor in de hss. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, I G 24; Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 388 en 10.759-60; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73 F 24 en 133 F 17; Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Letterk. 222 en Letterk. 262; Londen, British Museum, Add. 25.042; Parijs, Bibliothèque Nationale, néerl. 38 en Würzburg, Universiteitsbibliotheek, ch. qu. 144. Middelnederduitse afschriften zijn in de hss. Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, 2667 en Berleburg, Schlossbibliothek von Sayn-Wittgenstein, A | |
[pagina 235]
| |
170 bewaard gebleven. Het Tafelboec, omstreeks 1480 te Utrecht, waarschijnlijk door G. de Leemput, gedrukt (Campbell, 1635), is voor het grootste deel aan de Tafel van den kersten ghelove ontleend. De hier besproken handschriften zijn de oudste en mooiste exemplaren van de Tafel van den kersten ghelove, die bewaard zijn gebleven. Beide manuskripten zijn in hetzelfde atelier verlucht, want een aantal gehistorieerde initialen, die in die handschriften voorkomen, zijn in stijl zo aan elkaar verwant dat zij waarschijnlijk door één en dezelfde miniaturist zijn vervaardigd. Verder is de enige gehistorieerde initiaal, voorkomend in hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 205, dat in 1403 door Henricus van Arnhem is voltooid en aan het kartuizerklooster Nieuwlicht buiten Utrecht heeft toebehoord, in stijl zeer verwant aan de eerste 27 gehistorieerde initialen in hs. Baltimore. Hieruit vloeit voort dat beide hier besproken handschriften waarschijnlijk in het klooster Nieuwlicht zijn geschreven en verlucht. Hs. Baltimore is de eerste helft van het winterstuk dat in 1404 door Dirc van Delft aan hertog Albrecht van Beieren († 16 december 1404) is aangeboden, wat blijkt uit de afbeelding van Dirc van Delf en het wapen van Albrecht van Beieren, die in het handschrift voorkomen. Het heeft deel uitgemaakt van de verzameling van de bekende Parijse boekbinderij Gruel-Engelmann te Parijs. Tussen 1905 en 1930 werd het door Léon Gruel (1841-1923) of door zijn zoon Paul Gruel († 1954) aan Henry Walters (1848-1931), de bekende kunstverzamelaar uit Baltimore, verkocht. Hs. New York is de tweede helft van een exemplaar van het zomerstuk dat aan Filips de Goede, hertog van Bourgondië, heeft toebehoord. Volgens een catalogus van 1467 bevond zich in diens librije ‘Ung autre gros livre en parchemin couvert d'ais et de toille blanche, initulé au dehors: La Table de la Foy chrestienne, commançant au second feuillet, Dat een ieder, et au dernier, enich (lees: evich) god.’ Dat hier het New Yorkse handschrift bedoeld wordt, is zo goed als zeker, want oorspronkelijk bevatte het 408 bladen en was dus een lijvig boek en het laatste blad begint inderdaad met ‘evich god’. Het heeft toebehoord aan Floris van Oudheusden († ca. 1592) te Heusden en aan diens zuster Anna van Oudheusden, weduwe van Aert Coebel, in leven ontvanger van de Staten van Holland. In 1905 werd het door Jonkheer Th.G.M. Smits van Oijen (1860-1919) uit Eindhoven uit de nalatenschap van Mej. Smits van Oijen | |
[pagina 236]
| |
gekocht, die het zelf van de Eindhovense augustijnen had overgenomen. Na het overlijden van Jonkheer Smits van Oijen kwam het handschrift in het bezit van diens weduwe Mevrouw Douairière W.J.Th.H. Smits van Oijen-Regout. In 1924 werd het door het Londense antiquariaat Maggs Bros te koop geboden en door The Pierpont Morgan Library te New York verworven.
[J. Barrois], Bibliothèque protypographique, ou Librairies des fils du roi Jean, Charles V, Jean de Berri, Philippe de Bourgogne et les siens, Parijs, 1830, p. 131, nr. 772; Boks, Manuscripts and Bindings Remarkable for their Rarity, Beauty and Interest, Catalogue 456, Londen, Maggs Bros, 1924, p. 109-110, nr. 143, afb. XXXII en XXXIII; A.W. Byvanck en G.J. Hoogewerff, La miniature hollandaise, 's-Gravenhage, 1926, p. XVII en 79; The Pierpont Morgan Library. A Review of the Growth 1924-1929, New York, 1930, p. 63-64; A.W. Byvanck, Kroniek der Noordnederlandse miniaturen, Oudheidkundig Jaarboek, 4de serie, 1 (1932), p. 141, afb. 3 en 4; F.A. Daniëls, Meester Dirc van Delf, zijn persoon en zijn werk, Proefschrift Utrecht, Nijmegen-Utrecht, 1932, p. 203-205; The Pierpont Morgan Library. Exhibition of Illuminated Manuscripts held at The New York Public Library, New York, November 1933 to April 1934, p. 46, nr. 96, pl. 75; G.J. Hoogewerff, De Noord-Nederlandsche schilderkunst, I, 's-Gravenhage, 1936, p. 109-112 en 583-584, afb. 41 en 42; S. de Ricci en W.J. Wilson, Census of Medieval and Renaissance Manuscripts in The United States and Canada, New York, 1935-1937, p. 823, nr. 397 en p. 1482-1483, nr. 691; A.W. Byvanck, La miniature dans les Pays-Bas septentrionaux, Parijs, 1937, p. 21-22 en 150-151, afb. 16 en 17; Meester Dirc van Delf, O.P., Tafel van den kersten ghelove, naar de handschriften uitgegeven, ingeleid en van aanteekeningen voorzien door L.M.Fr. Daniëls, I. Inleiding en registers, Antwerpen-Nijmegen-Utrecht, 1939. p. 72-76 en 82-90 en passim, afb. tussen p. 214 en 215, nr. 6-8; A.W. Byvanck, Kroniek der Noord-Nederlandsche miniaturen, III, Oudheidkundig Jaarboek, 4de serie, 9 (1940), p. 35 en 40, afb. 8 en 9; Sister Mary Catherine O'Connor, The Art of Dying Well, New York, 1942, p. 20; A.W. Byvanck, De middeleeuwse boekillustratie in de Noordelijke Nederlanden, 1943, p. 17-18, afb. 5 en 6; A.W. Byvanck, Noordnederlandsche boekkunst (miniaturen) in de middeleeuwen, Kunstgeschiedenis der Nederlanden van de middeleeuwen tot onzen tijd onder redactie van H.E. van Gelder, Utrecht, 19462, p. 93, afb. 2; Ch. de Tolnay, An Early Dutch Panel, Miscellanea Leo van Puyvelde, 1949, p. 53, afb. 6; M. Rickert, The Illuminated Manuscripts of Meester Dirc van Delf's Tafel van den kersten ghelove, The Journal of the Walters Art Gallery, 12 (1949), p. 78-108; The Walters Art Gallery. Illuminated Books of the Middle Ages and Renaissance. An Exhibition held at The Baltimore Museum of Art. January 27-March 13, Baltimore, 1949, p. 45-46, nr. 119, afb. L; D. Miner, Dutch Illuminated Manuscripts in the Walters Art Gallery, Connoisseur Yearbook, 1955, p. 66-68, afb. 1 en 2; An Exhibition of Netherlandish Book Illumination, Allen Memorial Art Museum, Bulletin, 17 (1960), p. 100 en 102, nr. 18; E. Newton, The Arts of Man, Greenwich, Connecticut, 1960, p. 93, afb. 37; W.H. Bond en C.U. Faye, Supplement to the Census of Medieval and Renaissance Manuscripts in the United States and Canada, New York, 1962, p. 353-354, nr. 691; The Walters Art Gallery. The International Style. The Arts in Europe | |
[pagina 237]
| |
around 1400, Baltimore, October 23-December 2, 1962, p. 70-71, nr. 67; E. Panofsky, Early Netherlandish Painting. Its Origin and Character, Cambridge, Mass., 19643, p. 98, voetnoot 98, nr. 5, afb. 115 en 116; L.M.J. Delaissé, A Century of Dutch Manuscript Illumination, Berkeley-Los Angeles, 1968, p. 16-17, afb. 4 en 5; St. G. Axters, Bibliotheca Dominicana Neerlandica Manuscripta 1224-1500, Leuven, p. 42-46 (Bibliothèque de la Revue d'histoire ecclésiastique, 49). |
|