een zomerstuk, telkens met toegevoegde legenden, twaalfmaal gedrukt. De Ripuarische bewerking ervan werd in 1485, eveneens in twee delen, te Keulen ter perse gelegd.
Het hier besproken handschrift is het beste van de drie handschriften, die de Zuidnederlandse vertaling nagenoeg volledig bevatten. Behalve de proloog van de vertaler en de proloog van de schrijver bevat het 172 hoofdstukken uit de Legenda aurea en twee toegevoegde legenden, nl. Van sinte alexise (fol. 196voa-199rob) en Van sinte marinen (fol. 199rob-200vob), die aan Der vader boec, een vertaling van Vitae patrum, II en van heiligenlevens uit Vitae patrum, I en andere werken, zijn ontleend. Misschien is dit handschrift uit het klooster Groenendael afkomstig. In 1812 werd het door K. van Hulthem op een veiling te Brussel gekocht, samen met twee andere Middelnederlandse handschriften, afkomstig uit Groenendael, wat de bovenstaande onderstelling dat het aan Groenendael heeft toebehoord, misschien enige kracht bijzet. In ieder geval is die mogelijke herkomst niet in tegenspraak met de Zuidbrabantse taaleigenaardigheden. In 1837 kwam het handschrift, samen met de verzameling-K, van Hulthem, in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
Catalogue d'une superbe collection de livres, Brussel, 1812, p. 39, nr. 373; Bibliotheca Hulthemiana, VI, Gent, 1837, p. 15, nr. 49; C.G.N. de Vooys, Iets over middeleeuwse bijbelvertalingen, Theologisch Tijdschrift, 37 (1903), p. 149-151; C.G.N. de Vooys, Middelnederlandse Marialegenden, II, Leiden, [1903], p. LXV-LXVI, 262-270; C.H. Ebbinge Wubben, Over Middelnederlandse vertalingen van het Oude Testament. Bouwstoffen voor de geschiedenis der Nederlandsche bijbelvertaling, 's-Gravenhage, 1903, p. 106-107; J. Van den Gheyn, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique, V, Brussel, 1905, p. 403, nr. 3431; K. de Flou, De oudste Dietsche vertaling der Gulden Legende, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1923, p. 183-189; C.G.N. de Vooys, Middelnederlandse legenden en exempelen. Bijdrage tot de kennis van de prozalitteratuur en het volksgeloof in de middeleeuwen, Groningen-Den Haag, 19262, p. 28; Die eerste bliscap van Maria, opnieuw uitgegeven en toegelicht door W. de Vreese, 's-Gravenhage, 1931, p. XXIX, 143-146; Middelnederlands geestelijk proza, verzameld door C.C. de Bruin en ingeleid door C.G.N. de Vooys, Zutphen, 1940, p. XXIII, 163-165 en 204-205; J. Deschamps, De Middelnederlandse vertalingen van de Legenda aurea van Jacobus de Voragine, Handelingen van het 22ste Nederlands Philologencongres, Groningen, 1952, p. 21-22; Karel van Hulthem, 1764-1832, Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 1964, p. 272-274, nr. 109; Vijftien jaar aanwinsten. Sedert de eerstesteenlegging tot de plechtige inwijding van de Bibliotheek, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 1969, p. 122-123, nr. 97; St. G. Axters, Bibliotheca Dominicana Neerlandica Manuscripta 1224-1500, Leuven, 1970, p. 160-171 (Bibliothèque de la Revue d'histoire ecclésiastique, 49).