boren en een groot deel van zijn leven heeft doorgebracht, maar in de Noordelijke Nederlanden zijn tot stand gekomen. De eerste vertaling werd in het gulden jaar daags vóór de feestdag van de H. Mattheus, d.i. op 20 september 1450, begonnen en het jaar daarna op het feest van Maria-Boodschap, d.i. op 25 maart 1451, voltooid. Behalve in het hier besproken handschrift is deze vertaling in de volgende handschriften bewaard gebleven: Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 19.407; Gent, Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 9; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73 E 26, 78 J 63 en 129 C 23; Kopenhagen, Koninklijke Bibliotheek, Thott 314, 2o; Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Letterk. 360 en Straatsburg, Bibliothèque Nationale et Universitaire, All. 176 (Cat. 2100). Deze vertaling werd tweemaal gedrukt: de eerste maal door Peter van Os te Zwolle in 1488 (Campbell, 1658), de tweede maal door Jan Seversz. te Leiden in 1515 (Nijhoff-Kronenberg, 2009).
Het hier besproken handschrift is waarschijnlijk in of bij Utrecht geschreven en daags vóór de feestdag van de Elfduizend Maagden, dus op 20 oktober, 1458 voltooid. In mei 1641 werd het door J. Kaldekerck gekocht. Het heeft aan A. Bentes toebehoord, wiens bibliotheek in 1702 in Amsterdam is geveild. Het heeft deel uitgemaakt van de bibliotheek-Enschedé te Haarlem, die in 1867 onder de hamer kwam. Op die veiling werd het gekocht door A. Bogaers (1795-1870), dichter, taalkundige en jurist, wiens verzameling handschriften en oude drukken na zijn dood door zijn dochter aan de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage is geschonken.
Cat.-A. Bentes, I, Amsterdam, 1702, p. 21, nr. 268; Verzameling van Nederlandsche prozastukken, van 1129-1476, naar tijdsorde gerangschikt, [uitgegeven door J. van Vloten], Leiden-Amsterdam, 1851, p. 281-296; Cat.-I., I. en I. Enschedé, Amsterdam, 's-Gravenhage, 1867, p. 51, nr. 490; W.A. van der Vet, Het Biënboec van Thomas van Cantimpré en zijn exempelen, 's-Gravenhage, 1902, p. 408-409 en passim; O. Heinertz, Die mittelniederdeutsche Version des Bienenbuches von Thomas von Chantimpré. Das erste Buch, Lund, 1906; Catalogus codicum manuscriptum Bibliothecae Regiae, I. Libri theologici, 's-Gravenhage, 1922, p. 171, nr. 612; C.G.N. de Vooys, Middelnederlandse legenden en exempelen. Bijdrage tot de kennis van de prozaliteratuur en het volksgeloof der middeleeuwen, Groningen-Den Haag, 19262, p. 23-27; Middelnederlands geestelijk proza, verzameld door C.C. de Bruin en ingeleid door C.G.N. de Vooys, Zutphen, 1940, p. 200-204 en 342; Middelnederlandse stichtelijke exempelen, verzameld en uitgegeven door C.G.N. de Vooys, Zwolle, 1953, p. 7-9.