kartonnen voorbord vervangen, beplakt met bruine perkaline; het oorspronkelijke achterplat versierd met driedubbele filets en met halve maantjes en losse bloem- en bladstempeltjes; sporen van twee sloten. Op fol. 1roa een ovale zwarte stempel: R.K. Kerk van den H. Joseph te Haarlem.
Haarlem, Bisschoppelijk Museum, S.J. 91.
Caesarius van Heisterbach (ca. 1180-ca. 1240/45) was eerst novicenmeester, daarna prior in de cisterciënserabdij Heisterbach in het Zevengebergte. Zijn beroemdste werk is de Dialogus miraculorum (1219-1223), grotendeels bestaande uit exempelen, die hij uit de mond van tal van zegslieden, wier naam hij steeds zorgvuldig noemt, heeft opgetekend. Die exempelen, veelal verhalen van wonderen, visioenen en verschijningen, speelden zich tussen 1190 en 1223 in het Rijnland en de Nederlanden, meestal in en rondom cisterciënserkloosters, af. Het werk is geschreven in de vorm van een dialoog tussen een ‘monachus’ (Caesarius zelf) en een ‘novicius’ en is verdeeld in 12 distinctiones, die resp. over de bekering, het berouw, de biecht, de bekoringen, de duivel, de eenvoud, de H. Maagd, de visioenen, de H. Eucharistie, de mirakelen, de stervenden en het oordeel handelen. De Dialogus miraculorum is een belangrijke bron voor de kennis van het volksgeloof en de volksgebruiken omstreeks 1190-1223 in het Rijnland en in de Nederlanden. In een hoofdstuk van de Dialogus miraculorum (dist. 7, 34) komt het Beatrijs-verhaal voor.
De Dialogus miraculorum is tweemaal in het Middelnederlands vertaald. De eerste vertaling, die waarschijnlijk in de Zuidelijke Nederlanden tot stand kwam, was blijkens de herkomst van de handschriften zowel in het Noorden als in het Zuiden verspreid. Zoals het hier besproken handschrift bevatten de vijf volgende handschriften elk slechts een deel van deze vertaling: Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, XIV G 34 (dist. 9, 29-dist. 12, 58); Emmerik, Archiv der Sankt Martinikirche, I 88 (dist. 1-6); Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 388 (dist. 1-7, 16); Parijs, Bibliothèque Mazarine, 781 (dist. 1-7, 16) en Sint-Truiden, Provinciaal Archief der Minderbroeders, MZ 37 (dist. 1-7, 16). Hieruit blijkt dat het tweede deel van deze vertaling slechts gedeeltelijk bewaard is gebleven.
Het hier besproken handschrift is daags vóór het feest van de H. Bartholomeus, dus op 23 augustus, 1481 voltooid door Ave Pietersdochter, waarschijnlijk een zuster uit het klooster Sint-Maria Magdalena in Bethanië in Amsterdam, waaraan het handschrift