Thott 124, fol.; Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Letterk. 337 en B.P.L. 1800; Parijs, Bibliothèque Nationale, néerl. 2 en Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 4 E 3. Onvolledige Middelnederduitse afschriften komen voor in de hss. Lübeck, Stadtbibliothek, Ms. theol. germ. fol. 8 en Lake Bluff, Ill., Coll. Mathews S. Parkhurst.
Het hier besproken handschrift werd op 17 maart 1458 begonnen en op 9 oktober van hetzelfde jaar voltooid. In de 16de eeuw was het in het bezit van Margriete Gerritsdochter van Deventer, echtgenote van Dirck Jansz. van Proien, lijndraaier te Schiedam. In 1688 kwam het in het bezit van Cornelius Stratenus († 1689), predikant te Katwijk aan Zee. Het heeft toebehoord aan I. van Harderwijk (1784-1847), eveneens predikant te Katwijk aan Zee, die er in 1831 een verslag liet over verschijnen, waarin hij de tweede historiebijbel aan Jacob van Maerlant toeschreef. In 1848 werd de bibliotheek van I. van Harderwijk te Rotterdam geveild, maar het is ons niet bekend aan wie het handschrift werd toegewezen. Later kwam het in het bezit van A. de Vries (1773-1862), wiens bibliotheek in 1864 te Amsterdam onder de hamer kwam. In 1872 werd het te Amsterdam en in 1876 te Utrecht geveild. Op deze laatste auctie werd het door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde verworven.
J. van Harderwijk, Verslag van een handschrift, bevattende Jacob van Maerlants Nederduitsche prozaïsche bijbelvertaling, met aanteekeningen en bijlagen, 's-Gravenhage, 1831; Cat.-I. van Harderwijk, Rotterdam, 1848, p. 69, nr. 2; P. Leendertz Wz., De prozabijbel aan Jacob van Maerlant toegeschreven, De Navorscher, 11 (1861), p. 337-346; Cat.-A. de Vries, Amsterdam, 1864, p. 27, nr. 495; Cat.-P. van Cleef e.a., Amsterdam, 1872, p. 98, nr. 957; Catalogue de manuscrits et d'autographes, Utrecht, 1876, p. 1, nr. 1; Catalogus der bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, I, Leiden, 1887, p. 12; H. van Druten, Geschiedenis der Nederlandse bijbelvertaling, 1895-1905, p. 65-74; S.S. Hoogstra, Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch, 's-Gravenhage, 1898, p. XXVI, XXVII, 1-37 en passim; C.H. Ebbinge Wubben, De zogenaamde eerste Nederlandse historiebijbel, Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie, 3 (1905), p. 323-350; A Middle Low German Alexander Legend. From a Newly discovered Manuscript, privately owned edited, with Introduction and Notes bij A.J. Barnouw, New York, 1929, p. 2 en 14-73 (Germanic Review Texts, 1); Middelnederlands geestelijk proza, verzameld door C.C. de Bruin en ingeleid door C.G.N. de Vooys, Zutphen, 1940, p. 21-23, nr. 12 en p. 331, nr. 12; G.I. Lieftinck, Codices 168-360 societatis cui nomen Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, Leiden, 1948, p. 46-47 (Bibliotheca Universitatis Leidensis, Codices manuscripti, V. Codicum in finibus Belgarum ante annum 1550 conscriptorum qui in bibliotheca universitatis asservantur pars I); M. Andersson-