Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermda. Eerste historiebijbel (‘Bijbel van 1360’), bewerkt naar de Vulgata en naar Petrus Comestor, Historia scholastica, eerste deel, Zuidwest-Limburg, 1462.Perkament, 2 + 209 + 1 bll.; blad en bladspiegel resp. 380 × 265 mm en 240 à 250 × 175 mm; 2 kol., 50 rr. per kl. Moderne potloodfoliëring. Eén hand (littera textualis), behalve de inhoudsopgave op fol. 1vo (littera bastarda). Een rood-blauwe initiaal met rood, blauw en paars penwerk; rood-blauwe initialen met rood en paars penwerk; een blauwe intiaal met rood en een rode initiaal met paars penwerk; afwisselend rode en blauwe lombarden; rode titels; zwarte koptitels, meestal met rood doorstreepte beginletters; sommige lange letters van de bovenste regels in de marge doorgetrokken en met penwerk versierd. Op fol. 209roa, door de kopiist met rode inkt: Hier eyndet dierste stuck der bibelen gode van israhel si lof volscreuen int iaer der gheboerten ihesu cristi Mcccc ende lxii opten xiii avont; op fol. 2ro, onderaan, over de volle breedte van het blad, in een wat latere hand (littera bastarda): Dit boeck hoert toe den susteren int besloeten cloester Sinte katherinen dael binnen der stat van hasselt. Oorspronkelijke lichtbruin kalfsleren band op houten borden; platten met dubbele filets en losse stempels versierd; op het voor- en het achterplat sporen van vijf knoppen: één in het midden en één in elk hoek; rug vernieuwd; twee koperen sloten; klavieren aan fol. 56, 147 en 175. Op de binnenzijde van het voorbord het ex-libris van Augustus Frederick, hertog van Sussex.
Londen, British Museum, Add. 15.310.
| |
[pagina 153]
| |
b. Eerste Historiebijbel (‘Bijbel van 1360’), bewerkt naar de Vulgata en naar Petrus Comestor, Historia scholastica, tweede deel, Zuidwest-Limburg, 1460-1461.Perkament, 2 + 183 + 2 bll.; blad en bladspiegel resp. 378 × 265 mm en 240 à 245 × 175 mm; 2 kol., 50 rr. per kol. Moderne potloodfoliëring. Eén hand (littera bastarda). Een rood-blauwe initiaal met rood, blauw en paars penwerk; rood-blauwe initialen met rood en paars of slechts paars penwerk; een blauwe initiaal met rood penwerk; afwisselend rode en blauwe lombarden; rode titels; zwarte en rode koptitels; sommige lange letters van de bovenste regels in de marge doorgetrokken en met penwerk versierd. Op fol. 183roa, door de kopiist, in het zwart: Bidt voer den ghenen diet screef om gode; daaronder, eveneens door de kopiist, in het rood: Jnt jaer der gheboerten ons liefs heren ihesu cristi doemen screef. M.cccc. ende. lx. op sinte iohannes baptisten auont soe waert begonnen te scriuen dit stuc vander bibelen Ende int iaer ons heren ihesu cristi doemen screef M.cccc. ende. lxi. opten pinxt auont doen waest volscreuen; op fol. 1ro, onderaan, over de volle breedte van het blad, in een iets latere hand (littera bastarda): Dit boeck hoert toe den susteren int besloeten cloester Sinte katherinen dale in der stat van hasselt; op fol. 183roa, eveneens door een iets latere hand (littera bastarda): Ende het hoert toe den susteren des beslotenen cloesters van Sinte katherinen dael binnen der stat van hasselt. Oorspronkelijke bruin kalfsleren band op houten borden; platten met dubbele en driedubbele filets en met losse stempels versierd; op het voor- en het achterplat sporen van vijf knoppen: één in het midden en één in elke hoek; rug vernieuwd; sporen van twee sloten; klavieren aan fol. 76 en 127 en een rood touwtje aan fol. 175. Op de binnenzijde van het voorbord het ex-libris van Augustus Frederick, hertog van Sussex.
Londen, British Museum, Add. 15.311.
In de vorige eeuw beschouwde men deze historiebijbel als de jongste van de twee Middelnederlandse historiebijbels en men noemde hem dus de tweede historiebijbel. Ofschoon deze historiebijbel thans algemeen voor de oudste wordt gehouden, is de oude benaming tot nog toe in gebruik gebleven. Het lijkt ons verkeerd die onjuiste benaming nog langer te gebruiken. We noemen daarom deze historiebijbel niet meer de tweede, maar de eerste historiebijbel. Deze historiebijbel bestaat uit twee delen, die resp. op 12 juni 1360 en 23 juni 1361 zijn voltooid. Hij bevat naar de Vulgata de Pentateuch, Jozua, Rechters, Ruth, Koningen I-IV, Tobias, Job, Spreuken, Prediker, het Hooglied, Wijsheid, Ecclesiasticus, Daniël, Esther, Judith en Makkabeën I en II en naar de Historia Scholastica van Petrus Comestor Ezechiël, Habakuk en Esdras. Als toelichting van moeilijke plaatsen zijn bovendien talrijke uittreksels uit de Historia Scholastica opgenomen, die echter met ‘Scholastica historia’ steeds van de eigenlijke bijbeltekst duidelijk zijn onder- | |
[pagina 154]
| |
scheiden. In enkele handschriften zijn daaraan nog toegevoegd Alexanders historie, een prozabewerking van enkele hoofdstukken uit de Spiegel Historiael en Alexanders geesten, en Die destructie van Jherusalem, een prozabewerking van Die wrake van Jherusalem. Deze historiebijbel is op verzoek van zijn Brusselse vriend Jan Tay in de landstaal bewerkt door een anoniem vertaler, die we ‘de bijbelvertaler van 1360’ plegen te noemen, waarschijnlijk een monnik uit de abdij van Affligem. Als voorbeeld koos hij de Bible historiale van Guyart Desmoulins, waarin eveneens de geschiedkundige boeken uit het Oude Testament met excerpten uit de Historia Scholastica zijn toegelicht. In de prologen, die de ‘bijbelvertaler van 1360’ aan verschillende bijbelboeken liet voorafgaan, verdedigde hij zich tegen de aantijgingen van sommige geestelijken, die tegen het vertalen van de H. Schrift in de landstaal gekant waren. Later vertaalde de ‘bijbelvertaler van 1360’ nog de psalmen, de profetische boeken, de Brieven en de Handelingen der Apostelen en bewerkte hij een oudere evangeliënharmonie, zodat hij, behalve de Openbaring van Johannes, geheel de H. Schrift in de landstaal heeft vertaald. De eerste historiebijbel is zeer verspreid geweest, zoals uit het grote aantal bewaarde handschriften blijkt, die het werk geheel of volledig bevatten. Die handschriften zijn, behalve de hier besproken codices: Amsterdam, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, 9; Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 9018-19, 9020-23, II 2409 en II 3398; Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 16 en 632; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 78 D 38, 78 D 39, 75 E 7, 128 C 2, 129 C 3 en 133 D 31; 's-Gravenhage, Museum Meermanno-Westreenianum, 10 A 18/19; Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Letterk. 232, 234 en 1128; Londen, British Museum, Add. 10.043, 15.410 en 16.951; Londen, Dutch Church, Austin Friars, 9; Middelburg, Zeeuws Genootschap voor Wetenschappen; München, Bayerische Staatsbibliothek, Cod. germ. 1102, 5062 en 5150-51; Neurenberg, Stadtbibliothek, Solg. 8; Nijmegen, Museum van Oudheden, 12; Oxford, Bodleian Library, Add. B 26 (Marshall 90); Parijs. Bibliothèque Nationale, néerl. 38; Rotterdam, Gemeentebibliotheek, 96 B 2-3; Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 6 E 5 en Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, 2771 en 2772; bovendien zijn als Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 636, fragment 1 en 2, en IV 650 fragmenten van twee andere handschriften bewaard gebleven. Deze historiebijbel werd in 1477 door J.J. | |
[pagina 155]
| |
van der Meer en M. Yemantszoon van Middelborch te Delft gedrukt (Campbell, 290). Een fragment van een Middelnederduits afschrift is als hs. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 72 A 28 bewaard gebleven. De tekst van het Oude Testament in de z.g. Keulse Bijbel gaat voor een goed deel op de voornoemde Delftse Bijbel en dus op de eerste historiebijbel of ‘bijbel van 1360’ terug. Het hier besproken tweedelige handschrift is nagenoeg een eeuw na het origineel geschreven: het eerste deel werd op 5 januari 1462, het tweede in 1461, daags vóór Pinksteren, voltooid. Het heeft toebehoord aan het klooster Sint-Catharinadal te Hasselt, een klooster van zusters der Derde Orde van de H. Franciscus. Het is echter in dat klooster niet tot stand gekomen, want het is niet door een kopiiste, maar door een kopiist geschreven (‘Bidt voer den ghenen diet screef om gode’). Het klooster werd in 1797 door de Fransen opgeheven. Het handschrift heeft toebehoord aan Augustus Frederick, hertog van Sussex (1773-1843), zesde zoon en negende kind van koning George III en koningin Charlotte van Engeland. In 1827 was het nog niet in het bezit van de hertog, want het komt nog niet voor in de catalogus van diens bibliotheek, die Ph. J. Pettigrew in dat jaar liet verschijnen. De bibliotheek van de hertog van Sussex werd op 31 juli 1844 en de drie volgende dagen te Londen geveild. Op die veiling werd het handschrift door Thomas Rodd verworven. Op 13 augustus 1844 werd het door het British Museum van Thomas Thorpe gekocht. Tussen de veiling en 13 augustus moet het dus door Thomas Rodd aan Thomas Thorpe zijn overgedaan.
Bibliotheca Sussexiana. The Extensive and Valuable Library of his Royal Highness the Late Duke of Sussex, II. Manuscripts, Londen, 1844, p. 42, nr. 490; Catalogue of Additions to the Manuscripts in the British Museum in the Years MDCCCXLI-MDCCCXLV. List of Additions to the Department of Manuscripts 1844, Londen, 1850, p. 125; W.H.J. Weale, Bookbindings and Rubbings of Bindings in the National Art Library South Kensington Museum, Londen, 1898 (anastatische herdruk: Londen, 1962), p. LXV en 172, nr. 337; H. Brugmans, Verslag van een onderzoek in Engeland naar archivalia, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland, in 1892 op last der regering ingesteld, 's-Gravenhage, 1895, p. 422; K. de Flou en E. Gaillard, Beschrijving van Middelnederlandse handschriften, die in Engeland bewaard worden, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1895, p. 43-46, nr. 2; H. van Druten, Geschiedenis der Nederlandsche bijbelvertaling, Leiden, 1895-1905, p. 79; R. Priebsch, Deutsche Handschriften in England, II. Das British Museum mit einem Anhang über die Guildhall-Bibliothek, Erlangen, 1901, p. 133, nr. 153; C.H. Ebbinge Wubben, Over Middelnederlandsche vertalingen van het Oude Testament. | |
[pagina 156]
| |
Bouwstoffen voor de geschiedenis der Nederlandse bijbelvertaling, 's-Gravenhage, 1903, p. 11, nr. 3 en p. 43-48, 87-90; W.H.J. Weale en L. Taylor, Early Stamped Bookbindings in the British Museum. Descriptions of 385 blind-stamped Bindings of the XIIIth-XVth Centuries, Londen, 1922, p. 23, nr. 57 en 58; A.W. Byvanck en G.J. Hoogewerff, Noord-Nederlandsche miniaturen in handschriften der 14de, 15de en 16de eeuwen. Tekst, 's-Gravenhage, 1925, p. 37, nr. 90; P. Hugolinus Lippens, O.F.M., Descriptio codicum belgo-franciscalium qui diversis in locis asservantur, Archivum Franciscanum Historicum, 12 (1929), p. 393-394; J. Brassinne, La reliure mosane, II, Luik, 1932, p. 47-49 en pl. CVII en CVIII; J. Gessler, ‘Hasselensia’ in het British Museum, I. Een Hasseltsche bijbel, Verzamelde Opstellen, 9 (1933), p. 113-117; E. Zimmermann, Die deutsche Bibel im religiösen Leben des Spättmittelalters, Neue Beiträge zur Geschichte der deutschen Bibel im Mittelalter, Potsdam, 1938, p. 65, voetnoot 2 (Bibel und deutsche Kultur, VIII); P. Verheyden, Limburgsche boekbanden, Limburg, 26 (1946-1947), p. 191; [J. Deschamps], Tentoonstelling van Middelnederlandse handschriften uit beide Limburgen. Catalogus, Hasselt, 1954, p. 8, 72 en 73; J. Deschamps, Middelnederlandse bijbelhandschriften uit het klooster Sint-Catharinadal te Hasselt, Liber amicorum aangeboden aan Mter Jan Gruyters ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag 28 januari 1957, Hasselt, 1957, p 197-211. |
|