Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermda. Die eerste bliscap van Maria, Zuid-Brabant (Brussel), ca. 1455.Perkament; 4 + 46 + 8 bll. en een strookje (fol. 15a); blad en bladspiegel resp. 200 × 125 mm en 148 à 150 × 80 mm; 1 kol., 31 rr. per kol. Moderne potloodfoliëring. Eén hand (littera textualis). Drie rode initialen, waarvan één opengewerkt; | |
[pagina 137]
| |
rode titels en toneelaanwijzingen; beginletters van de verzen rood doorstreept; namen van de personages rood onderstreept. Negentiende-eeuwse rood segrijnen band; rug met verguldwerk versierd; voor- en achterplat met een motief in verguldwerk afgebiesd; vergulde sneden. Voorin is een blad geplakt met een aantekening van J.F. Willems over dit handschrift.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 192.
| |
b. Die sevenste bliscap van Onser Vrouwen, Zuid-Brabant (Brussel), ca. 1455.Perkament; 1 + 38 bll.; blad en bladspiegel resp. 201 × 120 mm en 150 × 70 mm; 1 kol., 31 rr. per kol. Moderne potloodfoliëring. Eén hand (littera textualis). Drie rode initialen, waarvan één opengewerkt; drie rode lombarden; rode titels en toneelaanwijzingen; beginletters van de verzen rood doorstreept; namen van de personages rood onderstreept. Op de versozijde van het schutblad voorin: Den tijt is cort de [doot] Js snel wacht u van sonden soo doedij wel 1681 Joannes Verheijleweghen Als kerckmeester van Onse lieue vrouwe vande sauel; op fol. 1ro, bovenaan: Ghespeelt by franchoys van ballaer facteur van bruessele Anno 1559 daer naer noch 1566; op de binnenzijde van het achterbord: 1680 Joannes Verheijleweghen geeraerdt. Negentiende-eeuwse band van bruin bezaan, voor- en achterplat met een fleuron, rolstempels en filets versierd. Op de binnenzijde van het voorbord een aantekening van J. Camberlyn.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 478.
In 1348 werd een wonderdadig beeld van de H. Maagd uit een heiligdom te Antwerpen naar Brussel overgebracht. Het werd door de magistraat in ontvangst genomen en door hertog Jan III in triomf naar de kapel op de Zavel gedragen. Die heuglijke gebeurtenis werd jaarlijks op de zondag vóór Pinksteren met een luisterrijke ommegang herdacht. Op 18 februari 1448 kondigde de Brusselse magistraat af dat er elk jaar na de ommegang op de Grote Markt beurtelings een van de zeven vreugden van de H. Maagd ten tonele zou worden gevoerd. Voor zover we weten, werden Die seven bliscapen in 1448-1454 voor het eerst opgevoerd. In 1560-66 werden zij voor de laatste maal gespeeld. Blijkbaar werd de opvoering ervan wegens de godsdiensttwisten gestaakt. Van de zeven mysteriespelen zijn slechts het eerste en het zevende spel in de hier besproken handschriften bewaard gebleven, die beide door dezelfde kopiist zijn geschreven en op dezelfde manier zijn uitgevoerd. Kennelijk is het handschrift van Die eerste bliscap met het oog op de opvoering van 1455 geschreven. Aan de proloog | |
[pagina 138]
| |
zijn toen drie verzen toegevoegd, die slechts op die vertoning betrekking kunnen hebben. In die toegevoegde verzen (vs. 8-10) is er sprake van ‘Charloot, onsen jongen heere, met sijnder vrouwe’. Bedoeld worden Karel, graaf van Charolais, de latere Karel de Stoute, en Isabella van Bourbon, die slechts het jaar te voren, nl. op 30 oktober 1454, in het huwelijk waren getreden. Over hun dochter Maria van Bourgondië, geboren in 1457, is in die toegevoegde verzen nog geen sprake, zodat het handschrift wel degelijk voor de opvoering van 1455 en niet voor die van 1461 is vervaardigd. In Die eerste bliscap en Die sevenste bliscap worden respectievelijk behandeld de verkondiging van Jezus' geboorte door de engel Gabriël en de tenhemelopneming van Maria. De onderwerpen van de vijf verloren spelen worden in de ‘naproloog’ van Die sevenste bliscap opgesomd, nl. de geboorte van Christus, de aanbidding der wijzen, de twaalfjarige Jezus in de tempel, de verrijzenis van Christus en de nederdaling van de H. Geest. Die eerste bliscap telt 2081 verzen; Die sevenste bliscap 1733. Alles bij elkaar moeten de zeven mysteriespelen ca. 15.000 verzen hebben bedragen. De dichter, naar taal en stijl te oordelen een rederijker, is onbekend. Het handschrift van Die eerste bliscap heeft aan P.Ph.C. Lammens (1762-1836), bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek te Gent, toebehoord. Na diens dood werd het eigendom van C.A. van Coetsem (1788-1865), professor in de geneeskunde aan de universiteit te Gent. Op de veiling van diens bibliotheek werd het in 1866 gekocht door C.P. Serrure (1805-1872), de bekende bibliofiel en numismaat, professor aan de universiteit te Gent. In 1872 werd het niet met de handschriften en boeken van C.P. Serrure geveild. In juli 1866 immers had hij bij gebrek aan contanten het handschrift, samen met andere kostbaarheden uit zijn bibliotheek, aan de hertog van Arenberg te Brussel verkocht. Na 1918 werd de bibliotheek van de hertog van Arenberg uit vrees voor inbeslagneming achtereenvolgens op verschillende plaatsen in België en Nederland verborgen gehouden en kreeg niemand toegang tot de kostbare handschriften en boeken. In 1952 werden er bij J. Seligmann en Co te New York 33 verluchte handschriften uit de verzameling-Arenberg geveild; de manuscripten zonder miniaturen, waaronder het handschrift van Die eerste bliscap, werden niet geveild, maar ondershands aan antiquaren verkocht. In | |
[pagina 139]
| |
1962 kocht de Koninklijke Bibliotheek te Brussel het handschrift van Die eerste bliscap van het antiquariaat A. Laube te Zürich. Het handschrift van Die sevenste bliscap heeft op het einde van de 17de eeuw aan Joannes Verheijleweghen, kerkmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekerk op de Zavel te Brussel, toebehoord. Later kwam het in het bezit van ridder J. Camberlyn (1783-1861), een Brussels verzamelaar, wiens boeken en handschriften in 1882 te Brussel werden geveild. Op die veiling werd het door de Koninklijke Bibliotheek te Brussel verworven.
F.J. Mone, Übersicht der niederländischen Volks-Literatur älterer Zeit, Tübingen, 1838, p. 355-357, nr. 553; J.F. Willems, Die eerste bliscap van Maria, misteriespel van het jaer 1444, Belgisch Museum, 9 (1845), p. 37-138; De Middelnederlandsche dramatische poëzie, ingeleid en toegelicht door H.E. Moltzer, Groningen, 1875, p. 329-418 (Bibliotheek van Middelnederlandsche Letterkunde); Cat.-J. Camberlyn, Brussel, 1882, p. 136, nr. 1082; De sevenste bliscap van Maria, mysteriespel der XVde eeuw. Uitgegeven door K. Stallaert, Gent, 1887; P. Leendertz, Middelnederlandsche dramatische poëzie, Leiden [1907], p. LIII-LVII, 329-387, 576-592 (Bibliotheek van Middelnederlandsche Letterkunde); Die sevenste bliscap van Onser Vrouwen, bewerkt door W. Smulders, 's-Hertogenbosch, [1913]; Die eerste bliscap van Maria, opnieuw uitgegeven en toegelicht door W. de Vreese, 's-Gravenhage, 1931; Die eerste bliscap van Maria, vijftiend'eeuwsch mysteriespel, bewerkt door W. Smulders, Nijmegen-Utrecht, 1932; W. van Eeghem, Rhetores Bruxellenses, Revue belge de philologie et d'histoire, 14 (1935), p. 427-431; P.N. van Eyck, Dierste prologhe van ‘Die eerste bliscap van Maria’, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 58 (1939), p. 240-255; W. van Eeghem, Die seven bliscapen en het Corenbloemken, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1941, p. 529-547; J. van Mierlo, De vroegste vertoningen van de Zeven Bliscapen van Maria, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1942, p. 91-111; J.J. Mak, Die eerste bliscap van Maria, Antwerpen, 1949 (Klassieke Galerij, 49); G. Kazemier, De datering van Die eerste bliscap van Maria, Leuvense Bijdragen, 42 (1952), p. 125-136; J. van Mierlo, Kantaantekeningen bij het opstel van G. Kazemier over de datering van de Eerste Bliscap van Maria, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1953, p. 495-503; W. van Eeghem, Brusselse dichters, Vierde reeks, Brussel, 1963, p. 7-44; Vijftien jaar aanwinsten. Sedert de eerstesteenlegging tot de plechtige inwijding van de Bibliotheek, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 1969, p. 80-82, nr. 66; W.H. Beuken, Kanttekeningen bij de beide Bliscapen, Leuvense Bijdragen, 58 (1969), p. 63-68. |
|