| |
43. Het handschrift - Van Hulthem
Het Handschrift - Van Hulthem, Brabant, ca. 1410.
Papier; 23 + 241 + 9 bll.; blad en bladspiegel resp. 274 × 205 mm en ca. 215 × ca. 155 mm; 2 kol. (behalve op fol. 196ro), 46 of 47 rr. per kol. Moderne potloodfoliëring. Eén hand (littera cursiva formata). Rode initialen, lombarden, titels en paragraaftekens; beginletters van de verzen in een aparte kolom en doorlopend rood doorstreept; stukken met rode Romeinse cijfers genummerd. Zestiende-eeuwse bruin kalfsleren band; voor- en achterplat met losse stempels en filets versierd; rug en hoeken vernieuwd; twee gedreven koperen sloten, sluithaak van het bovenste slot ontbreekt. Op de binnenzijde van het voorbord het ex-libris van K. van Hulthem.
Pl. 42
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.589-623.
Het handschrift-Van Hulthem, zo genoemd naar Karel van Hulthem, die het van 1811 tot 1832 in zijn bezit heeft gehad, behoort tot de voornaamste Middelnederlandse handschriften, die bewaard zijn gebleven. Oorspronkelijk telde het 250 bladen of een paar meer, die naar de telling van de kopiist 214 stukken bevatten; thans ontbreken echter een aantal bladen (vóór fol. 1 ten minste twee, maar waarschijnlijk drie bladen; na fol. 28 één blad; na fol. 195 zes bladen, waarvan nog sporen voorhanden zijn; na fol. 234 één
| |
| |
of twee bladen), zodat het nog slechts 241 bladen met 210, ten dele onvolledige, stukken telt. Van die 210 stukken zijn er 185 in verzen en 25 in proza. De berijmde stukken zijn een uitgebreide keuze uit alle dichtsoorten, die in de 13de en 14de eeuw in het Nederlandssprekende gedeelte van de Nederlanden werden beoefend. De prozastukken zijn uitsluitend geestelijk van inhoud.
Uit de rijke inhoud van het handschrift vermelden we: Van sente brandane, vs. 324-2198 (fol. 1roa-10roa), ook bewaard in hs. Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek, Cod. poet. et philol. fol. 22; Dboec vanden houte (fol. 15roa-19vob), een dichtwerk over de herkomst van het H. Kruis, volledig overgeleverd in hs. Groningen, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 405 en in zeven drukken en fragmentarisch bewaard in de hss. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 5580; Düsseldorf, Hauptstaatsarchiv, zonder signatuur; Göttingen, Niedersächsische Staats- und Landesbibliothek, Ms. Luneb. 24a en 's-Hertogenbosch, Provinciaal Archief der Minderbroeders Capucijnen, zonder signatuur; De preek op den gulden berch van Nikolaas van Straatsburg (fol. 48vob-49vob), nog in verschillende andere handschriften bewaard; Tgheloue, een zondenbelijdenis (fol. 49vob-51roa); Die corte cornike van brabant (fol. 82vob-84voa), eveneens bewaard gebleven in hs. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 131 G 37; Dits tprieel van troyen (fol 118rob-132rob), Dits tpaerlement van troyen (fol. 123voa-125voa), Dits vanden groten strijt daer hem her hector ende achilles in onder spraken (fol. 125voa-130vob), Dits hoe dat her hector vte der stat voer die van troyen te hulpen (fol. 130vob-136roa) en Dits her hectors doot (fol. 136roa-136voa), vier episodes uit de belegering van Troje, samen 2312 verzen, door Segher Diengotgaf, later door Jacob van Maerlant in de Historie van Troyen opgenomen en dus eveneens voorkomend in het handschrift van dit werk, berustend in Schloss Wissen bij Kevelaer; bovendien komt Dits tprieel van troyen nog voor in hs. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 131 G 37; De borchgrauinne van vergi (fol. 158voa-164vob), een bewerking van La chastelaine de Vergi, alleen bewaard in dit handschrift; de vier abele spelen Een abel spel van esmoreit, tconincx sone van cecielien (fol. 170voa-178rob), Een abel spel ende een edel dinc vanden hertoghe van brunswijc hoe hi wert minnende des roede lioens dochter van abelant (Gloriant) (fol. 213roa-221rob), Een abel spel van lanseloet van denemerken hoe hi wert minnende ene joncfrou die met sijnder moeder diende
| |
| |
(fol. 223rob-230roa) en Een abel spel vanden winter ende vanden somer (fol. 235voa-239vob), alléén in dit handschrift overgeleverd, behalve Een abel spel van lanseloet dat ca. 1486 te Gouda door Govert van Ghemen is gedrukt; de zes sotternieën Lippijn (fol. 178rob-180roa), De buskenblaser (fol. 221rob-223rob), Die hexe (fol. 230roa-231rob), Drie daghe here (fol. 231vob-233vob), Die truwanten (fol. 235voa-235voa) en Rubben (fol. 239vob-241vob), slechts in dit handschrift tot ons gekomen; Ene scone miracle dat onse vrouwe dede an theophiluse ende ene scone exempel (fol. 196voa-206voa), een berijming van een bekende Marialegende, eveneens alleen in dit handschrift bewaard; drie verzamelingen rijmspreuken, nl. Van alder hande sprockine clein notabel verskine (fol. 87voa-94rob), Van vele edelen parabelen ende wiser leeren (met o.a. 116 spreuken, bewerkt naar Freidanks Bescheidenheid) (fol. 136voa-146roa) en Dit sijn seneka leren (fol. 206voa-211rob), een bewerking van pseudo-Seneca, Liber de remediis fortuitorum; verder gedichten van Augustijnken van Dordt, Willem van Hildegaersberch, Boudewijn van der Lore, Jan van Hollant, Jan Dille, Jan Knibbe en Jan Dingelsche; excerpten uit de Spiegel Historiael en Der leken spiegel; berijmde gebeden, minnedichten, boerden, fabels en liederen.
Waarschijnlijk is dit handschrift van een ouder verzamelhandschrift afgeschreven, waarin reeds al de stukken in dezelfde volgorde voorkwamen. Een fragment van een ouder verzamelhandschrift met dezelfde inhoud is tot dusver niet aan het licht gekomen. Dat er wel degelijk oudere verzamelhandschriften hebben bestaan, bewijzen drie bladen uit een verzamelhandschrift in drie kolommen, thans hs. Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 1590, dat blijkens de bewaarde foliëring ten minste 90 bladen heeft geteld; die drie bladen bevatten Van der zielen ende van den lichame, een bewerking van de Visio Philiberti, toegeschreven aan Walter Map, eveneens voorkomend in het handschrift-Van Hulthem (fol. 153rob-155rob) en een fragment van De borchgrauinne van Vergi, evenwel in een andere bewerking dan in dit laatste handschrift. Waar en voor wie het handschrift-Van Hulthem is geschreven, is niet meer uit te maken. Misschien bevond er zich een eigendomsmerk op een thans ontbrekend schutblad of op het thans niet meer voorhanden eerste blad. In 1773 werd het door H. van Wijn (1734-1814), de schepper van het Algemeen Rijksarchief in Nederland, bij een particulier te Brussel aangetroffen, wiens naam
| |
| |
hij zich later echter niet meer kon herinneren. Het heeft toebehoord aan de Brusselse bibliofiel Antoine Joseph Nuewens (1747-1813). Dat deze laatste notaris of advokaat zou geweest zijn, zoals tot dusver aangenomen werd, wordt door de archivalia, die we in het Stadsarchief te Brussel raadpleegden, niet bevestigd. Waarschijnlijk werd hij bij vergissing zo genoemd, omdat zijn vader Johan Baptist Nuewens († 1763) en zijn jongste broer Petrus Nuewens (1740-1815) notaris waren en zijn oudste broer Georges Nuewens (1736-1801) advokaat was. In 1808 verhuisde Antoine Joseph Nuewens naar Brugelette, waar hij de laatste jaren van zijn leven in het ‘Pensionat Carnoye’, een rusthuis voor ouden van dagen, doorbracht. Op last van zijn zoon George Joseph Nuewens werd zijn rijke bibliotheek op 1 april 1811, dus drie jaar vóór zijn dood, geveild. Op die veiling werd het handschrift gekocht door de Gentse bibliofiel en botanicus Karel van Hulthem (1764-1832). In 1837 kwam het, samen met de verzameling-Karel van Hulthem, in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
Vonte d'une riche et rare collection de manuscrits et livres imprimés. La description de cette belle collection, ayant pour titre: Notice succinte d'une collection unique de manuscrits inédits, rares et curieux, concernant l'histoire belgique, suivie d'une description bibliographique de livres imprimés, rédigée par un amateur [Abbé Brasseur], II, Brussel, 1811, p. 31, nr. 440; J.F. Willems, Mengelingen van historisch-vaderlandschen inhoud, Antwerpen, 1827-1830, p. 285-306; F.J. Mone, Quellen und Forschungen zur Geschichte der teutschen Literatur und Sprache, Aken-Leipzig, 1830, p. 145-155; F.J. Mone, Zum Reinhart Fuchs von Jakob Grimm, 6. Quellen, Anzeiger für Kunde des deutschen Mittelalters, 3 (1834), kol. 299-306; C.P. Serrure, Le Jeu d'Esmorée, fils du roi de Sicile, Messager des sciences et des arts de la Belgique, 3 (1835), p. 6-40; Theophilus, gedicht der XIVe eeuw, gevolgd door drie andere gedichten van het zelfde tydvak, uitgegeven door Ph. B[lommaert], Gent, 1836; Bibliotheca Hulthemiana, VI, Gent, 1837, nr. 19; J.F. Willems, Oude rymspreuken, Belgisch Museum, 1 (1837), p. 99-136; J.F. Willems, Ene scone exempel van eenen jonghen kinde ende van haren scoelmeester, Belgisch Museum, 1 (1837), p. 326-339; J.J. Lambin, Van der zielen ende van den lichame, een oud gedicht, en bedenkingen daarop, Belgisch Museum, 2 (1838), p. 57-77; J.F. Willems, De levende en de doode koning, tweespraek, Belgisch Museum, 2 (1838), p. 237-240; J.F. Willems, Acht personen wenschen, Belgisch Museum, 2 (1838), p. 432-437; F.J. Mone, Übersicht der niederländischen Volks-Literatur älterer Zeit, Tübingen, 1838; H. Hoffmann von Fallersleben, Altniederländische Schaubühne. Abele spelen en sotternien, Breslau, 1838 (Horae Belgicae, 6); Ph. Blommaert, Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen, Gent, 1838-1851, 3 dln.; J.F. Willems, Wisen raet van Vrouwen [Vertelling], Belgisch Museum, 3 (1839), p. 108-114; J.F. Willems, Ene tafelronde, Belgisch Museum, 5 (1841), p. 256-258; J.F. Willems, Oude rymspreuken en priamelen, Belgisch Museum, 6 (1842), p. 184-217; J.F. Willems, Reinardiana III en IV, Belgisch
| |
| |
Museum, 6 (1842), p. 418-426; J.F. Willems, Dit sijn drie papegayen sprekende den prijs van vrouwen, Belgisch Museum, 7 (1843), p. 229-230; J.F. Willems, Samenspraek tusschen een gezeten' en een rondzwervenden menestreel, Belgisch Museum, 7 (1843), p. 318-324; J.F. Willems, Van den ouden ridder ende den jonghen, Belgisch Museum, 8 (1844), p. 96-102; Dboec vanden houte door Jacob van Maerlant. Uitgegeven door J. Tideman, Leiden, 1844; J.F. Willems, Sproken (fabliaux), Belgisch Museum, 10 (1846), p. 51-98, 339-341; J.F. Willems, Spreuken, Belgisch Museum, 10 (1846), p. 342-344; Reinaert de Vos, episch fabeldicht van de twaelfde en dertiende eeuw, met aenmerkingen en ophelderingen van J.F. Willems, Gent, 18502, p. 288-295; C.P. Serrure, Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuw, Vaderlandsch Museum, 1 (1855), p. 296-401; J. Vanstichele, Dietsche kleinigheden, Rumbeekse Avondstonden, 1856, p. 16-26; Ph. Blommaert, Een edel exempel, De Dietsche Warande, 2 (1856), p. 352-354; Ph. Blommaert, Ene figure. De Dietsche Warande, 3 (1857), p. 242-244; H. Hoffmann von Fallersleben, Übersicht der mittelniederländischen Dichtung, Hannover, 1857 (Horae Belgicae, 1); Theophilus, gedicht der XIVe eeuw, gevolgd door negen andere gedichten uit de middeleeuwen, uitgegeven door Ph. Blommaert, Gent, 1858; C.P. Serrure, Kleine gedichten en prozastukken uit de dertiende en viertiende eeuw, Vaderlandsch Museum, 2 (1858), p. 374-451; C.P. Serrure, Het groot Hulthemsch handschrift, Vaderlandsch Museum, 3 (1859-1860), p. 139-164; Dit sijn X goede boerden, uitgegeven en toegelicht door E. Verwijs, 's-Gravenhage, 1861; H.E. Moltzer, De Middelnederlandsche dramatische poëzie, Groningen, 1868-1875; De borchgrauinne van Vergi, Middelnederlandsche gedicht uit het begin der 14de eeuw, opnieuw naar het handschrift uitgegeven [door S. Muller Hzn.], Leiden, 1873; Theophilus. Middelnederlands gedicht der XIVde eeuw. Op nieuw uitgegeven door J. Verdam, Amsterdam, 1882; Middelnederlandsche rijmspreuken. Uit een oud Brusselsch handschrift van de Koninklijke Bibliotheek als vertaalde verzen van Freidanks Bescheidenheit aangewezen en toegelicht door W.H.D. Suringar, Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, 1886, p. 185-281; Die Borchgravinne van Vergi. Middelnederlandsch gedicht uit het begin der 14de eeuw. Uitgegeven en toegelicht door F.A. Stoett, Zutphen, 1892 (Klassiek Letterkundig Pantheon, 127); Middelnederlandsche gedichten en fragmenten, uitgegeven door N. de Pauw, I, Gent, 1893-1897, p. 1-120; Van sente Brandane. Naar het Comburgsche en het Hulthemsche handschrift opnieuw uitgegeven door E. Bonebakker, Amsterdam, 1894; Dit syn seneka leeren, liever te noemen Tweespraec tusscen enen vader ende sinen sone over alrehande swaer gheval. Een Middelnederlandsch zedekundig leerdicht, na Blommaert volgens het Brussels handschrift opnieuw uitgegeven en toegelicht door W.H.D. Suringar, Leiden, 1895; P. Leendertz, Middelnederlandsche dramatische poëzie, Leiden, 1899-1907; P. Tack, Onderzoek naar den ouderdom van het Hulthemse handschrift, Het Boek, 2 (1913), p. 81-91; S. Axters, De preek op de gulden berg door den leermeester van Straatsburg, Tijdschrift voor Taal en Letteren, 28 (1940), p. 5-58; J. van Mierlo, Een geestelijk lied uit de XIIIe eeuw, Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1941, p. 303-319; De borchgravinne van Vergi. Ingeleid en van nota's voorzien door P. De Keyser, Antwerpen, 1943 (Klassieke Galerij, 10); A. De Mayer en R. Roemans, Esmoreit. Eerste integrale reproductie van het handschrift naast de tekst in typographie, voorafgegaan door een bondige inwijding en een uitvoerige analytische bibliographie en gevolgd door op-
| |
| |
helderende aantekeningen bij de oorspronkelijke tekst, Antwerpen, [1948]; De reis van Sinte Brandaan. Uitgave, inleiding en commentaar door M. Draak. Herdicht door B. Aafjes, Amsterdam, [1948]; De borchgrauinne van Vergi. Diplomatische uitgave naar het Hulthemse handschrift (Koninklijke Bibliotheek te Brussel), bezorgd door A. van Loey, Leiden, 1949 (Textus minores, 9); Lanseloet van Denemerken. Van 'n inleiding en aantekeninge voorsien door J.J.M. van der Merwe, Pretoria, 1951 (Van stamverwante bodem, 14); De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld uitgegeven door C. Kruyskamp, 's-Gravenhage, 1957; Dat boec van den houte. Eine mittelniederländische Dichtung von der Herkunft des Kreuzes Christi. Mit einer Einleitung neu herausgegeben von L. Hermodsson, Uppsala-Wiesbaden, 1959, p. 48-52 en passim; Theophilus. Uitgegeven door R. Roemans en H. van Assche, Antwerpen, 1960 (Klassieke Galerij, 136); Het abel spel ‘Gloriant’ en de sotternie ‘De buskenblazer’. Aantekeningen van G. Stellinga, Gorinchem, 1960; Esmoreit. Uitgegee deur T.H. le Roux, Pretoria, 1963 (Van stamverwante bodem, 5); Karel van Hulthem 1764-1832, Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 1964, p. 277-279, nr. 112; K.Chr.J.W. de Vries, De Mariaklachten, Zwolle, [1964], p. 25 en 294-302 (Zwolse Drukken en Herdrukken voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 48); Segher Diengotgaf, Tprieel van Troyen. Naar het Hulthemse handschrift uitgegeven, ingeleid en geannoteerd door G.C. de Waard en G.Ch. Dupuis, Gorinchem, 1965; Het abel spel Vanden winter ende vanden somer, gevolgd door de sotternie Rubben, voorafgegaan door de fragmenten Drie daghe here en Truwanten. Inleiding en verklaringen G. Stellinga, Zutphen, [1966] (Klassiek Letterkundig Pantheon, 175); Een abel spel van Esmoreit. Uitgegeven door R. Roemans en H. van Assche, 1967 (Klassieke Galerij, 98); De abele spelen. Naar het Hulthemse handschrift verzorgd door L. van Kammen, Amsterdam, 1968 (Nederlandse Klassieken); Van Sente Brandane. Tentoonstelling (14 oktober-23 december 1968), Utrecht, Instituut De Vooys, 1968), p. 10-11, 25-26; K. Heeroma, De Borch van Vroudenrijc, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 84 (1968), p. 1-37; T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. Verzeichnis der Handschriften und Drucke, München, 1968, p. 220-221 en passim (Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters, 25); Een abel spel van Lanseloet van Denemerken. Uitgegeven door R. Roemans en H. van Assche, Antwerpen, 19694 (Klassieke Galerij, 123); A.M. Duinhoven, De verdwaalde verzen in de Theophilus, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 85 (1969), p. 81-104; K. Heeroma, Van der feesten een proper dinc, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 85 (1969), p. 161-193; De borchgravinne van Vergi. Uitgave en commentaar door R. Jansen-Sieben, Gent, 1970 (Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Reeks III, nr. 38).
|
|