en Schoone Kunsten over den jare 1843, Amsterdam, 1843, p. 114-131; Dboec vanden houte door Jacob van Maerlant. Uitgegeven door J. Tideman, Leiden, 1844; B.H. Lulofs, Handboek van den vroegsten bloei der Nederlandsche letterkunde, of proeven uit Nederlandsche schriften der dertiende en veertiende eeuw, Groningen, 1845, p. 34-53, 69-105; B.H. Lulofs, Gelderlands voortreffelijke dichter, letteren landhuiskundige Mr. A.C.W. Staring van den Wildenborch, in zijn leven, karakter en verdiensten geschetst, Arnhem, 1843, p. 319-321; Jacob van Maerlant's Wapene Martijn met de vervolgen, kritisch uitgegeven en toegelicht door E. Verwijs, Deventer, 1857; Van den lande van Over-See en Der kercken claghe, twee strophische gedichten van Jacob van Maerlant, uitgegeven door J.F.J. Heremans, Gent, 1870; Kleine gedichten van Jacob van Maerlant, met inleiding, toelichting en bijlagen van J. van Vloten Haarlem, 1878; Jacob van Maerlant's Strophische gedichten, uitgegeven en toegelicht door E. Verwijs, Groningen, 1879; P. Leendertz Jr., Het Zutfensch-Groningsche handschrift, Tijdschrift voor Nederlandsche Taalen Letterkunde, 14 (1895), p. 265-283; 15 (1896), p. 81-99, 270-276; 16 (1897), p. 25-43, 129-141; H. Brugmans, Catalogus codicum manu scriptorum universitatis Groninganae bibliothecae, Groningen, 1898, p. 231-235, nr. 405; Jacob van Maerlants' Strophisthe gedichten, nieuwe uitgave, bewerkt door J. Franck en J. Verdam, Groningen, 1898; E. Gailliard en W. de Vreese, Dietsche kalenders, Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 25 (1911), p. 14-20, 65-128; Jacob van Maerlant's Strophische gedichten. Nieuwe bewerking der uitgave van Franck en Verdam door J. Verdam en P. Leendertz Jr., Leiden, 1918; A.W. Byvanck en G.J. Hoogewerff, Noord-Nederlandsche miniaturen in handschriften der 14de, 15de en 16de eeuwen, 's-Gravenhage, 1922-1925, Tekst, p. 2, nr. 2 en Eerste deel, pl. 21 en 22; Vanden levene ons Heren. Inleiding met kritiese kommentaar en uitgave van alle teksten door W.H. Beuken, Purmerend, 1929, p. 51, 187-191, 280-302 en 341-343; G.J. Hoogewerff, De Noord-Nederlandse schilderkunst, I, 's-Gravenhage, 1936, p. 66-71; Tentoonstelling ‘Het Nederlandse boek 1300-1800’, 's-Gravenhage, Gemeentemuseum, 1950, nr. 2; Noord-nederlandse handschriften 1300-1500, Enschede, Rijksmuseum Twenthe, 1950, nr. 3; J. van Mierlo, Uit de strophische gedichten van Jacob van Maerlant, Zwolle, 1954 (Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde, 3); Verwijs' Bloemlezing uit de Middelnederlandse dichtkunst, herzien door C.C. de Bruin, II, Zutphen, 1957, p. 250-257; Middeleeuwse kunst der Noordelijke Nederlanden, Amsterdam, Rijksmuseum, 28 juni-28 september 1958, p. 115, nr. 141; Dat boec van den houte. Eine mittelniederländische Dichtung von der Herkunft des Kreuzes Christi. Mit einer Einleitung neu herausgegeben von L. Hermodsson, Uppsala-Wiesbaden, [1959] (Uppsala Universitets Årsskrift, 1959, 1); G.I. Lieftinck, Problemen met betrekking tot het Zutphens-Groningse Maerlant-handschrift, Amsterdam, 1959 (Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde, Nieuwe reeks, deel 22, nr. 2); K. Chr. J.W. de Vries, De Mariaklachten, Zwolle, z.j., p. 21-22 (Zwolse Drukken en Herdrukken voor de Maatschappij der Nederlandse Letteren te Leiden, 48); Van den lande van ouer zee naar het enig bewaard gebleven handschrift. Ingeleid en toegelicht door G. Stuiveling, Amsterdam, [1966], 2 dln.; M.J.M. de Haan, Tweemaal ‘Van zente Ancelmus’, Ons Geestelijk Erf, 42 (1968), p. 113-141; Vanden levene ons Heren. Ingeleid, toegelicht en uitgegeven door W.H. Beuken, Zwolle, 1968, I, p. 6, 33-36,