dicht. Doorslaande bewijzen dat het in die abdij is geschreven, zijn evenwel niet voorhanden.
J. De Bast, Recueil d'antiquités romaines et gauloises, trouvées dans la Flandre proprement dite, avec désignation des lieux où elles ont été découvertes. Nouvelle édition, Gand, 1808, p. 8 en 9, voetnoot 3; D.J. van der Meersch, Verslag wegens een rymboek van Martyn van Thorout, uit de XIIIe eeuw, Belgisch Museum, 3 (1839), p. 197-218; De boec van Catone, een Dietsch leerdicht, uit het Latyn, naer een handschrift van het einde der XIIIe eeuw, [uitgegeven door D.J. van der Meersch], Gent, [1846]; D.J. van der Meersch, Van den levene ons Heren. Fragmenten van een hs. uit het laetste der XIII eeuw, Het Taelverbond. Geschiedenis, Tael- en Oudheidkunde, 1854, p. 170-205; D.J. van der Meersch, Uitboezeming tot de H. Moeder Gods, Het Taelverbond. Geschiedenis, Tael- en Oudheidkunde, 1854, p. 237-239; De ‘Disticha Catonis’ in het Middelnederlandsch door A. Beets, Groningen, 1885, p. 13-14 en passim; Die bouc van seden. Een Middelnederlandsch zedekundig leerdicht, na Kausler, volgens het Comburger handschrift opnieuw uitgegeven en toegelicht door W.D. Suringar, Leiden, 1891, p. 34-45; Middelnederlandsche gedichten en fragmenten, uitgegeven door N. de Pauw, I, 1893, p. 290-405; R. Priebsch, Deutsche Handschriften in England, I, Erlangen, 1896, p. 181, nr. 177 en p. 330-333, nr. 177; Vanden leven ons Heren. Inleiding met kritiese kommentaar en uitgave van alle teksten door W.H. Beuken, Purmerend, 1929, p. 51, 52, 80-82, 202-207, 235-248, 255-263 en 279-281; J. van Mierlo, Martijn van Torhout. Een nieuw dichter van beteekenis uit de dertiende eeuw, Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1938, p. 331-375; W.H. Beuken, Het auteurschap van het Rijmboek van Audenaerde, Album Philologicum voor Prof. Dr. Th. Baader, Tilburg, 1939, p. 149-156; J. van Mierlo, Het auteurschap van Martijn van Torhout voor de gedichten uit de Oudenaardsche codex gehandhaafd, Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1939, p. 513-523; J. van Mierlo, Een geestelijk lied uit de XIIIe eeuw, Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1941, p. 303-319; P. de Keyser, De legende van S. Werner. De uitgave van ‘Van Sente Waerneer’ in het licht van de briefwisseling Nap. de Pauw-Guido Gezelle, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1963, p. 209-255; Vanden levene ons Heren. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.H. Beuken, Zwolle, 1968, I, p. 5-6, 45-50, 74-84, 90-97 en 110-116; II, p. 21-26, 47-49 en 112-119 (Zwolse Drukken en Herdrukken voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 60 A en 60 B).