Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermda. Hendrik van Veldeke, Sint-Servatiuslegende, bewerkt naar een Vita et miracula sancti Servatii, fragmenten, Oost-Limburg (Maastricht?), ca. 1220.Perkament; 9 fragmenten van enkele of dubbele bll., soms bij elkaar passend; blad oorspronkelijk ca. 160 × ca. 120 mm; 1 kol., oorspronkelijk 22 rr. per kol. Rode lombarden; verzen doorlopend als proza geschreven en door een rijmpunt van | |
[pagina 58]
| |
elkaar gescheiden; de zinnen (dus niet alle verzen) beginnen met een rood doorstreepte hoofdletter; rood doorstreepte hoofdletters die zich in het begin van een regel bevinden, springen uit; de naam ‘Servas’ (of verborgen ‘Servase’) is steeds rood omhaald.
München, Bayerische Staatsbibliothek, Cod. germ. 5249, nr. 18, 1 (2 bij elkaar passende stroken van een blad); Berlijn, Bibliothek des Obersten Gerichts der Deutschen Demokratischen Republik (5 fragmenten, waarvan er twee bij elkaar passen); Londen, Prof. Dr. H. Thoma (2 fragmenten van een dubbel blad).
| |
b. Hendrik van Veldeke, Sint-Servatiuslegende, bewerkt naar een Vita et miracula sancti Servatii; Vita et miracula sanctae Genovefa Virginis; Jocundus, Vita, miracula et translatio sancti Servatii en andere Latijnse teksten, Limburg (Maastricht), ca. 1470.
Papier; 5 + 202 + 1 bll.; blad 205 × 144 mm, één kol., moderne potlood-folëring. Twee gedeelten. Eerste gedeelte (fol. 1-106): bladspiegel 131 à 140 × 72 à 83 mm, 27 à 31 rr., één hand (littera cursiva formata), rode initialen en lombarden, één rode titel, uitstaande beginletters van de verzen afzonderlijk rood doorstreept (op fol. 1ro-8vo zijn de beginletters van de verzen niet uitstaand, maar wel rood doorstreept), beginletters van de kolommen meestal groot geschreven en vaak met zwart penwerk versierd, sommige eigennamen met rood doorstreepte hoofdletter. Tweede gedeelte (fol. 107-193; fol. 194-202 onbeschreven): bladspiegel 139 à 154 × 89 à 96 mm, 28 à 33 rr.; drie handen (littera bastarda): de eerste hand schreef fol. 109ro-117vo en fol. 121ro-152vo, eerste 20 regels; de tweede hand fol. 118ro-120vo en de derde hand fol. 153ro-193vo; rode initialen, lombarden en opschriften. Op fol. 194vo, in een zestiende-eeuwse hand: Dit bock hoert toe Hendrick Lenssen en den lener; daaronder een monogram HL; over dit monogram heen in dezelfde zestiende-eeuwse hand: Anno m vc iaer enen'dre (?) est dit geschreuen satus est - 25c iaer; op fol. 195vo, weer in dezelfde zestiende-eeuwse hand: Iste est liber enrici lenssens Mosae traiectensis in scholâ secundae Jste est liber hinrici lenssens Grammatici mosae traiectensis. Negentiende-eeuwse donkerbruin kalfsleren band op houten borden; op het voorplat een stuk kalfsleer (155 à 156 × 96 à 99 mm), versierd met filets en losse stempels, afkomstig van de oorspronkelijke band.
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, B.P.L. 1215.
Op verzoek van Agnes, gravin van Loon, en van Hessel, koster van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, bewerkte Hendrik van Veldeke omstreeks 1170 de legende van de H. Servatius, bisschop van Tongeren en beschermheilige van Maastricht in Dietse verzen. Als bron gebruikte hij een Vita et miracula sancti Servatii, die hem | |
[pagina 59]
| |
door Hessel was ter hand gesteld. Het werk is in twee boeken verdeeld: het eerste boek (vs. 1-3254) verhaalt de levensgeschiedenis, het tweede (vs. 3255-6228) de overvoering en de verheffing van zijn gebeente en de mirakelen na zijn dood. Van Veldekes Servatiuslegende zijn twee handschriften bekend. Het eerste handschrift, omstreeks 1200 in Oost-Limburg, waarschijnlijk te Maastricht, geschreven, is in de 16de eeuw in Zuid-Duitsland door een boekbinder versneden. Er zijn slechts fragmenten, samen 350 min of meer volledige verzen, van bewaard gebleven. Die fragmenten zijn sedert 1882 op verschillende plaatsen ontdekt. De fragmenten in de Bayerische Staatsbibliothek te München zijn in 1882 door W. Meyer uit een boekband van genoemde bibliotheek te voorschijn gehaald en in 1883 uitgegeven; de fragmenten in de Bibliothek des Obersten Gerichts der Deutschen Demokratischen Republik te Berlijn zijn in een inkunabel van de Bibliothek des Reichsgerichtes te Leipzig ontdekt en in 1890 door B. Schultze gedeeltelijk en in 1899 door L. Scharpé volledig gepubliceerd; de fragmenten in het bezit van Prof. Dr. H. Thoma te Londen zijn door hem in de nalatenschap van zijn grootvader Dr. J. Höfele, die ze uit een boekband had losgemaakt, aangetroffen en in 1935 in het licht gegeven. Fragmenten van hetzelfde handschrift, die in een boekband van de Universiteitsbibliotheek te München zijn ontdekt en in 1940 door P. Lehmann en O. Glauning zijn uitgegeven, gingen in de Tweede Wereldoorlog verloren. Hoe gering van omvang ook, zijn de voornoemde fragmenten filologisch van grote waarde, daar zij tot een handschrift hebben behoord, dat slechts enkele decennia na het origineel in de streek van Veldeke is geschreven. Volledig komt de Sint-Servatiuslegende voor in het eerste gedeelte van het boven beschreven Leidse handschrift dat omstreeks 1470 is geschreven en aan het begaardenklooster Sint-Bartholomeus in de Witmakersstraat te Maastricht heeft toebehoord. Dit eerste gedeelte (fol. 1-106) is geschreven door een anoniem kopiist uit dit klooster, die we naar zijn werkstuk de Servaes-kopiist hebben genoemd. De Servaes-kopiist heeft nog vijf Middelnederlandse handschriften volledig en vijf andere gedeeltelijk geschreven. Geheel schreef hij de hss. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73 H 17, 133 D 29 en 133 E 5; Maastricht, Stadsbibliotheek, 479 en Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 5 E 20; gedeeltelijk de hss. Brussel, Bibliotheca Bollandiana, 494; Brussel, Koninklijke | |
[pagina 60]
| |
Bibliotheek, II 112; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73 H 12 en Weert, Provinciaal Archief der Minderbroeders, 9 en 11. Verschillende van de voornoemde codices zijn tussen 1459 en 1477-1479 gedateerd, zodat de Servaes-kopiist ten minste 18 à 20 jaar als kopiist werkzaam is geweest. Het Leidse handschrift van de Sint-Servatiuslegende, waarin in het begin van de 16de eeuw Henricus Lensen, die in de school der Maastrichtse begaarden les gaf, herhaaldelijk zijn eigendomsmerk heeft geschreven, bleef in het Maastrichtse begaardenklooster, totdat het op 1 september 1796 door de Fransen werd opgeheven. Na de opheffing werd het, samen met de andere boeken en handschriften uit het klooster naar het gebouw van de Centrale Administratie te Maastricht gevoerd, waar de boeken en handschriften van de opgeheven kloosters uit het Departement van de Nedermaas werden opgestapeld. Het behoorde tot de boeken en handschriften, die van 23 tot 31 oktober en op 2 november 1801 door de Fransen te Maastricht werden geveild. Door wie het op die veiling werd gekocht, is onbekend. In 1856 werd het door A. Gillet (1831-1897), toen secretaris-studiemeester aan de Ecole normale des humanités te Luik, ten huize van J. Aussems (1794-1861), notaris te Aubel, ontdekt. In naam van notaris J. Aussems werd het door A. Gillet aan J.H. Bormans, professor aan de universiteit en aan de Ecole normale des humanités te Luik, overhandigd, die het buitengewone belang van de ontdekking inzag en reeds in 1858 een uitgave van de Sint-Servatiuslegende bezorgde. Op 12 februari 1880, kort na het overlijden van J.H. Bormans, werd het handschrift door diens zoon St. Bormans, toen archivaris te Namen, aan de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Leiden geschonken.
J.H. Bormans, Het leven van Sinte Lutgardis, een Dietsch gedicht, ten laetste van de tweede helft der XIVde eeuw naar het oorspronkelijk handschrift van Broeder Geraert, De Dietsche Warande, 3 (1857), p. 39-41, voetnoot 1; J.H. Bormans, Sur la découverte de deux anciens poëmes thiois jusqu'ici crus perdus ou ignorés, Bulletins de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 24 (1857), deel 1, p. 501-506; J.H. Bormans, Heynrijck van Veldeken, Sint Servatius legende, Annales de la Société historique et archéologique à Maestricht, II (1956-1958), ook als overdruk, Maastricht, 1858; P. Piper, Veldekes Servatius, Kürschners Deutsche National-Litteratur, 4, 1, 1: Höfische Epik, I. Die ältesten Vertreter ritterlicher Epik in Deutschland, ca. 1890, p. 79-241; W. Meyer, Veldekes Servatius, Münchner Fragment, Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur, 27 (1883), p. 146-157; B. Schulze, Neue Bruchstücke aus Veldekes Servatius, Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur, 34 | |
[pagina 61]
| |
(1890), p. 218-223; F. Leviticus, De klank- en vormleer van het Middelnederlandsch dialect der St. Servatius-legende van Heynrijck van Veldeke, 1892; C. Huysmans, [Brief over de ontdekking van het Leidse handschrift van de Sint-Servatiuslegende van Hendrik van Veldeke], Limburgsch Jaarboek, 3 (1894-1895), p. 100; L. Scharpé, De hss. van Veldeke's Servatius, Leuvensche Bijdragen, 3 (1899), p. 5-22; A. Kempeneers, Hendrik van Veldeke en de bron van zijn Servatius, Antwerpen-Leuven, 1913; H. Thoma, Altdeutsche Fündlein, I. Aus Veldekes Servatius, Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur, 72 (1935), p. 193-196; J. van Mierlo, Geestelijke epiek der middeleeuwen, Brussel, 1939, p. 53-100; P. Lehmann en O. Glauning, Mittelalterliche Handschriften-bruchstücke der Universitätsbibliothek und des Georgianum in München, Zentralblatt für Bibliothekswseen, Beiheft 72, 1940, p. 119-124; Th. Frings en G. Schieb, Heinrich von Veldeke, I. Die Servatiusbruchstücke, Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur (Halle), 1945, p. 1-75, ook als overdruk: Heinrich von Veldeke. Die Servatiusbruchstücke und die Lieder. Grundlegung einer Veldekekritik, 1947; Th. Frings en G. Schieb, Heinrich von Veldeke, X. Der Eingang des Servatius 1-198, Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur (Halle), 1948, p. 1-139; Th. Frings en G. Schieb, Die Ausgänge von Servatius I und II, Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur (Halle), 70 (1948), p. 139-294; beide ook in boekvorm: Heinrich von Veldeke. Der Prolog und die Epiloge des Servatius, Halle (Saale), 1948; Sint Servaes legende. Naar het Leidse handschrift uitgegeven door G.A. van Es met medewerking van G.I. Lieftinck en A.F. Mirande, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, 1950; G. Schieb en Th. Frings, Heinrich von Veldeke, XIII. Die neuen Münchener Servatiusbruchstücke, Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur (Halle), 74 (1952), p. 1-43, ook als overdruk Halle (Saale), 1952; [J. Deschamps], Tentoonstelling van Middelnederlandse handschriften uit beide Limburgen. Catalogus, Hasselt, Provinciale Bibliotheek, 17 juli-25 augustus 1954, p. 13-14, nr. 1; C. Minis, Dat prologus van Sint Servoes legenden, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 72 (1954), p. 161-183; J. van Mierlo, Werd de proloog van St. Servaes geïnterpoleerd? Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1955, p. 41-51; Sente Servas Sanctus Servatius. Kritisch herausgegeben von Th. Frings und G. Schieb, Halle (Saale), 1956 (Die epischen Werke des Henric van Veldeken, 1); J. Notermans, Bij het ‘eeuwfeest’ der ontdekking van een manuskript, Levende Talen, 1957, p. 188-189; J. Deschamps, De herkomst van het Leidse handschrift van de Sint-Servatiuslegende van Hendrik van Veldeke, Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taalen Letterkunde en Geschiedenis, 12 (1958), p. 54-78. |
|