Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermda. Van den levene ons heren; Dat boec van den houte; Jacobus de Voragine, Legenda aurea, eerste Middelnederlandse vertaling, kap. 1-12, Brabant (Oetingen), 1438.Papier; 1 + 66 + 1 bll. (sommige bll. met doorschijnend papier gerestaureerd); blad 218 à 222 × 149 mm. Oude foliëring met zwarte Romeinse cijfers. Eén hand (littera cursiva). In het versgedeelte (fol. 1ro-37vo): bladspiegel 165 à 170 × ca. 115 mm; 2 kol., 37 à 38 rr. per kol.; twee rode initialen; rode en blauwe lombarden (lombarden niet overal ingevuld); beginletters van de verzen op een aantal bladzijden doorlopend of afzonderlijk rood doorstreept. In het prozagedeelte (fol. 39ro-66vo): bladspiegel 175 × ca. 115 mm; 1 kol., 39 à 42 rr. per kol.; een opengewerkte zwarte initiaal; zwarte lombarden en titels. Op fol. 33vob: Dit was gheint in jaersauende toetinghen. jnt jaer ons heren als smen screef M.CCCC. ende xxxviij. Negentiende-eeuwse kartonnen band met perkamenten rug en hoeken.
Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 5 F 12.
| |
b. Van den levene ons heren, fragment; Dat boec van den houte, fragment, Brabant, ca. 1360. | |
[pagina 53]
| |
Perkament; een dubbel blad, de bovenste marge en de buitenste zijmarges met tekstverlies zijn weggesneden; blad oorspronkelijk ca. 220 × ca. 165 mm, thans nog 195 à 197 × 142 à 146 mm en 197 à 199 × 130 à 133 mm; bladspiegel oorspronkelijk ca. 185 × ca. 125 mm; 2 kol., oorspronkelijk 44, thans nog 42 rr. per kol. Eén hand (littera textualis formata). Rode lombarden en paragraaftekens; beginletters van de verzen in een aparte kolom en afzonderlijk rood doorstreept.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 5580.
De eerste helft van het boven beschreven Utrechtse handschrift (fol. 1roa-33vob) wordt ingenomen door Van den levene ons heren, een anoniem dichtwerk van 4937 verzen over het leven en het lijden van Christus naar de vier evangeliën en het Evangelie van Nicodemus. Het is in de eerste helft van de 13de eeuw op de grens tussen Brabant en Oost-Vlaanderen ontstaan. Het bestaat meestal uit vierregelige strofen met een aantal meerregelige rijmen. Volledig is Van den leven ons heren slechts in dit handschrift overgeleverd. Verder zijn nog de volgende fragmenten van andere handschriften bewaard gebleven: Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 19.572, II 5580 en IV 209, 7; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 71 K 37 en 133 D 21 en Londen, British Museum, Add. 34.392. Excerpten komen voor in hs. Groningen, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 405. Verder bevat het hier besproken Utrechtse handschrift 567 verzen van Dat boec van den houte (fol. 34roa-37vob), een dichtwerk van 850 verzen over de geschiedenis van het H. Kruis, dat tussen 1290 en 1330 door een anoniem dichter uit de school van Jacob van Maerlant is geschreven. Volledig is het dichtwerk slechts in hs. Groningen, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 405 en bijna volledig in hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.589-623 overgeleverd. Verder zijn nog de volgende fragmenten van andere handschriften bewaard gebleven: Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 5580; Düsseldorf, Hauptstaatsarchiv; 's-Hertogenbosch, Provinciaal Archief der Minderbroeders Capucijnen; Göttingen, Niedersächsische Staats- und Landesbibliothek, Ms. Luneb. 24a en Oudenaarde, Stadsbibliotheek, 5576. Omstreeks 1496 werd Dat boec van den houte door Henrick die Lettersnider te Antwerpen gedrukt (Campbell, 1025). In de 16de eeuw werd het nog zesmaal, in de 17de eeuw eenmaal en in de 18de eeuw tweemaal uitgegeven. Een Middelnederduitse vertaling ervan bevindt zich in de hss. Hamburg, Staats- und Universitätsbibliothek, Cod. ms. in scrin. 102 c (het Hartebok) en Cod. ms. Convent. 4. | |
[pagina 54]
| |
Ten slotte bevat het hier besproken Utrechtse handschrift de eerste twaalf legenden uit de eerste Middelnederlandse vertaling van de Legenda aurea van Jacobus de Voragine, voorafgegaan door de proloog van de vertaler en de proloog van de Legenda aurea (fol. 39ro-66vo). Die vertaling, in 1357 door de ‘bijbel-vertaler van 1360’ voltooid, is in talrijke handschriften en drukken bewaard gebleven. Het hier besproken Utrechtse handschrift werd in 1438 te Oetingen, tussen Ninove en Edingen, geschreven. In 1840 werd het door het Provinciaal Archief te Utrecht aangekocht, samen met andere handschriften, die aan C. Booth (1605-1678), sedert 1640 tot aan zijn dood bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, hadden toebehoord en sindsdien in particulier bezit waren gebleven. In 1882 werd het door de rijksarchivaris S. Muller Fz. aan de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Utrecht overgedragen. De boven beschreven Brusselse fragmenten hebben aan kanunnik G. van Caster te Mechelen toebehoord. Op de veiling van diens bibliotheek werden zij in 1918 door de Koninklijke Bibliotheek te Brussel aangekocht.
Vanden levene ons Heren. Een rijmwerk uit de middeleeuwen. Naar een hs. der XV eeuw uitgegeven door P.J. Vermeulen, Utrecht, 1843; Dboec vanden houte door Jacob van Maerlant. Uitgegeven door J. Tideman, Leiden, 1844; D.J. van der Meersch, Van den levene ons Heren. Fragmenten van een hs. uit het laetste der XIII eeuw, Het Taelverbond. Geschiedenis, Tael- en Oudheidkunde, 1854, p. 70-205; [P.A. Tiele], Catalogus codicum manu scriptorum bibliothecae universitatis Rheno-Trajectinae, Utrecht-'s-Gravenhage, 1887, p. 316, nr. 1329; J. Verdam, Het mnl. dichtwerk Van den levene ons Heren, Verslagen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, 4de Reeks, 4 (1901), p. 358-385; Middelnederlandsche gedichten en fragmenten, uitgegeven door N. de Pauw, II, Gent, 1914, p. 277-293; Cat.-G. van Caster, Antwerpen, 1918, nr. 262bis; Vanden levene ons Heren. Inleiding met kritiese kommentaar en uitgave van alle teksten door W.H. Beuken, Purmerend, 1929; W.H. Beuken, Rondom het Vanden levene ons Heren-vraagstuk, Tijdschrift voor Taal en Letteren, 17 (1929), p. 141-155; W.H. Beuken, Ouderdom en geest van het gedicht Vanden levene ons Heren, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 49 (1931), p. 58-62; G.G. Kloeke, Vanden levene ons Heren als strofisch gedicht, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 59 (1940), p. 276-305; D.C. Tinbergen, Opmerkingen over de strofen in Vanden levene ons Heren, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 60 (1941), p. 26-48; R. Lievens, Vanden levene ons Heren. De herkomst van hs. Utrecht U.B. 1329 (Eccl. 507), De Nieuwe Taalgids, 51 (1958), p. 215-216; Dat boec van den houte. Eine mittelniederländische Dichtung von der Herkunft des Kreuzes Christi. Mit einer Einleitung neu herausgegeben von L. Hermodsson, Uppsala-Wiesbaden, [1959] (Uppsala Universitets Årsskrift, 1959, 1); Vanden levene ons | |
[pagina 55]
| |
Heren. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.H. Beuken, Zwolle, 1968, 2 dln. (Zwolse Drukken en Herdrukken voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 60 A en 60 B). |
|