Lusthof des gemoets
(1732)–Alle Dercks– Auteursrechtvrij
[pagina 167]
| |
Op de wijse: Gy Christ'nen anhoort dit kleyn vermaen.O heer ansiet mijn lijden groot,
Geeft my sterckheydt in desen noot
Op dat ick niet beswijcke,
Maeckt my volstandigh tot der doot,
Dat ick van u waerheyt niet wijcke.
2. O Godt sterckt mijn betrouwen kleyn,
Maeckt my van alle zonden reyn,
Wilt mijn Geloof vermeeren,
Van u komt al mijn hulp' alleyn
Almachtigh Heere der Heeren.
3. Vader vergeeft my al mijn schuldt,
'k Weet gy my niet verlaten sult,
Maeckt my los van mijn sonden,
Gy hebt my met u Geest vervult,
Wie kan u goetheyt doorgronden.
4. Heer van u komt mijn saligheydt,
Wilt my verlossen, niet langh' en beydt,
Mijn sterckte, mijn steen verheven,
Mijn toevlucht heb ick op u geleyt,
Gy en sult my niet begeven.
5. O Godt, mijn Siel is seer bedroeft,
U Godlijcke hulpe sy behoeft,
Waerom hebt gy my verlaten?
Helpt my, o Heere, niet en vertoeft,
Want veel zijnder die my haten.
6. Wat bedroeft gy u, o Ziele mijn,
Waerom wilt gy soo truirigh zijn?
Stelt u betrouwen op den Heere,
Gy sult ansien sijn klaer anschijn,
U druck sal in vreugt verkeeren.
7. Gy geloovigen weest verblijdt,
Of gy kleyn van getalle zijt,
Wie kan, of mach u letten,
Is 't dat de Heere voor ons strijdt
| |
[pagina 168]
| |
Wie sal hem tegen ons setten.
8. De Heer is stercker dan eenigh Slot,
Weest my een beschermende Godt,
Tegen al mijn vyanden,
Gy zijt, O Heer, mijn deel en lot,
Helpt my van der Leeuwen tanden.
9. O Heere, machtigh in den strijdt,
Hooftman Israels ons ons bevrijdt,
Na u heb ick verlangen,
U dienaer, die vervolginge lijdt,
Wilt hem in u Rijck ontfangen.
|
|