Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfadoEtym: Port. fado < Lat. fatum = lot, levensbestemming. Type van melancholisch levenslied, soms beschreven als het Portugese equivalent van de blues. De fado ontstond vermoedelijk in de straten van Lissabon in de eerste helft van de 19de eeuw, groeide geleidelijk uit tot een respectabele ‘nationale’ liedvorm in Portugal, en kan sinds enige tijd ook op internationale belangstelling rekenen. Maria Severa Onofriana (1820-1846), een prostituee met uniek zangtalent, en Amália Rodrigues (1920-1999), de ‘koningin van de fado’, waren legendarische zangeressen die bijdroegen tot de populariteit van het genre en de mythe-vorming errond. De liederen kunnen allerlei thema’s bezingen (er zijn heel wat subgenres) maar delen doorgaans een sfeer van weemoed en onvervuld verlangen. Soms worden bestaande teksten van bekende dichters op muziek gezet. Zo werden fadogedichten van J.J. Slauerhoff gezongen door Cristina Branco en opgenomen op de CD Cristina Branco canta Slauerhoff (2000). Lit: P. Vernon, A history of the Portuguese fado (1998) R. Elliott, Fado and the place of longing (2010).
|
|