Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdbluesEtym: Eng. blue notes = blauwe noten. De benaming van dit droefgeestige zanggenre is afgeleid van de zogenaamde blauwe noten, d.w.z. terts en septiem, die typisch zijn voor deze toonladder. Oorspronkelijk zijn blues volksliederen van de zwarte slaven (vgl. slavenverhaal) in de zuidelijke Amerikaanse staten. Op een zwaarmoedige en geresigneerde toon bezingen ze hun uitzichtloze situatie of liefdesproblemen. Net als de ietwat oudere spirituals ontstond het bluesgenre rond 1870/1880 uit de verbinding van Afrikaanse ritmes en eigen kerk- en volksliederen. Doorgaans bevat een bluessong drieregelige strofen (driemaal vier maten) waarvan de eerste gedeelten met enige variatie steevast herhaald worden. In de 20ste eeuw werden de authentieke blues, die het droeve bestaan van zwarten in een blanke wereld bezongen, opgenomen in de ‘black consciousness’-beweging, als één van de eerste vormen van zwarte mondigheid, als een eigen zwarte cultuurvorm. Daarnaast gingen de blues, net zoals de jazz, ook een belangrijke rol spelen in de steeds groter wordende muziek- en entertainmentindustrie. Bij de ontwikkeling van populaire muziekgenres als rhythm and blues, rock-’n-roll en soulmusic greep men vaak terug naar klassieke bluesschema’s. Lit: P. Garon, Blues and the poetic spirit (1978) P. Oliver, Screening the blues (1993) G. Herzhaft, Le blues (Que sais-je?) (19994) B.A. Baker, The blues aesthetic and the making of American identity in the literature of the South (2003) G. Lock, Thriving on a riff: jazz and blues influences in African American literature and film (2009) M. Bridle, 'Male blues lyrics 1920 to 1965: A corpus based analysis' in Language and literature 27 (2018), p. 21–37.
|
|