Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtijdgeestTerm waarin de overheersende opvatting(en) of de geestesgesteldheid van een bepaalde historische periode-1 tot uitdrukking wordt gebracht. In feite brengt men diverse verschijnselen uit één tijdvak onder één noemer om op die manier het wezen van dat tijdvak uit te drukken. Het spreken over een bepaalde tijdgeest berust dan ook op een holistisch uitgangspunt. Het begrip stamt uit de Hegeliaanse geschiedopvatting, waarbij niet de zichtbare werkelijkheid het doel van de beschrijving is, maar de daarachter verborgen algemeen geldende geest. In de Diltheyaanse Geistesgeschichte dienden de waargenomen deelverschijnselen te worden beschreven in het kader van het wezenlijke. Binnen die wetenschapsopvatting gold de Zeitgeist als dat centrale en wezenlijk bepalende van een periode. Vooral in de cultuurwetenschappen (bijvoorbeeld bij Burckhart en Huizinga) is het benoemen van de tijdgeest een veel voorkomende poging geweest om tot periodisering te komen. In feite is het een mentale constructie van de geschiedschrijver. Lit: H.J. Schoeps, Was ist und was will die Geistesgeschichte. Uber Theorie und Praxis der Zeitgeistforschung (1959) J. Kamerbeek, ‘Geschiedenis en problematiek van het begrip ‘tijdgeest’ in Forum der letteren 5 (1964), p. 191-215 E.H. Gombrich, In search of cultural history (1969; reprint 1978) W.J. Siedler, Dem Geist der Zeit genügen ohne dem Zeitgeist zu erliegen (1996) K.M. Kodalle, Geisteswissenschaften – im Gegenwind des Zeitgeistes? (2007) A.J.F. Köbben, De tijdgeest en andere ongemakken (2008) T. Kniesmeijer, De seizoenen van de tijdgeest (2009).
|