Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdveldtheorieTheorie die werd ontwikkeld door de Franse socioloog P. Bourdieu (1930-2002). Bourdieu conceptualiseert de maatschappij of de sociale omgeving waarbinnen actoren handelen als een geheel van overlappende, relatief autonome velden. Voorbeelden van velden zijn het literaire, het economische, het culturele, religie, politiek, enz. Elk veld is een geheel van relaties met zijn eigen specifieke structuur en doelstellingen, die niet zomaar transporteerbaar zijn naar een ander veld. Het literaire veld bestaat uit symbolische goederen, d.w.z. producten waarvan de waarde niet beperkt is tot hun strikt economische waarde. De veldtheorie analyseert hoe de productie-, distributie- en consumptierelaties van deze symbolische goederen bepaald worden door sociale structuren, hoe ze tot stand komen door sociale interactie. Het literaire veld is inderdaad een sociaal gestructureerde ruimte van posities waarin uiteenlopende actoren (auteurs, critici, uitgeverijen, tijdschriften, e.d. voortdurend strijd leveren voor het bepalen van de legitieme, dominante literaire modellen en zo literaire legitimiteit (symbolisch kapitaal) verwerven. Deze strijd impliceert een voortdurende zoektocht naar distinctie. Vermits de meest efficiënte distinctieprincipes diegene zijn die het best de specificiteit van het veld uitdrukken, worden de literaire hiërarchieën gevormd rond bepaalde technieken, stijlen, thema’s, zodat er een voortdurend raffinement van vormen en concepten optreedt. Daarnaast onderscheidt Bourdieu ook de ‘habitus’ die eigen is aan specifieke situaties en groepen. ‘Habitus’ verwijst naar een systeem van disposities, d.w.z. door socialisatie bereikte schema’s die onze waarneming en ons gedrag dermate sturen dat ze als ‘spontaan’ en ‘vanzelfsprekend’ worden ervaren en dat hun beperkende normerende invloed door de betrokkenen zelf niet langer wordt herkend. De habitus draagt zo bij tot een consolidering van de veldstructuur – het veld wordt als vanzelf als zinvol, waardevol en belangrijk ervaren – terwijl omgekeerd het veld de habitus mee conditioneert. De vraag naar de afbakening en de grenzen van een veld vormt bijgevolg een interne kwestie van het veld zelf. Het komt er dan ook op aan om, door middel van een empirische vraagstelling, te onderzoeken waar de veldeffecten het sterkst zijn (het krachtencentrum) of waar ze nauwelijks nog waarneembaar zijn (de grens). Allereerst heeft die vraagstelling betrekking op de autonomie van het literaire veld, maar ook binnen de literaire (culturele) productie zijn diverse velden tegelijk werkzaam. Bourdieu maakt hier hoofdzakelijk een onderscheid tussen een ‘veld van grootschalige productie’ (dat gericht is op kapitaal en consumptie) en een ‘veld van beperkte productie’, dat voor zichzelf een onbeperkte autonomie opeist en integraal gericht is op het verwerven van cultureel kapitaal binnen een beperkte groep van insiders. Zie ook auteurspostuur. Lit: D. Pels (red.), Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip: Pierre Bourdieu (vert. 1989) P. Bourdieu Les règles de l'art: genèse et structure du champ littéraire (1992) P. Bourdieu, De regels van de kunst: wording en structuur van het literaire veld (vert., 1994) D. Saint-Jacques & A. Viala, 'A propos du champ littéraire: Histoire, géographie, histoire littéraire' in Anales: économies, societés, civilisations 49 (1994) 2, p. 395-406.
|