Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdTalmoedEtym: Hebreeuws: leer, studie. Schriftelijke neerslag van de joodse mondelinge traditie tussen de 2de en de 6de eeuw n. Chr. in Palestina en Babylonië. De Talmoed behoort met de midrasj tot de belangrijkste producten van de rabbijnse of na-Bijbelse literatuur. Samen met de Bijbel vormt hij de joodse canon-1. Net zoals de ‘geschreven wet’ of Thora (joodse naam voor Pentateuch) werd volgens de joodse overtuiging, de mondelinge overlevering van de Talmoed aan Mozes geopenbaard. De Talmoed bestaat uit wetteksten, met bijhorende commentaar of jurisprudentie in de vorm van verhalen – verwant aan de Midrasj – en discussies tussen rabbijnenscholen. Kern van de Talmoed is het corpus van de Misjna (Hebr. herhaling of ‘tweede wet’). De commentaren noemt men gemara (Aram. toelichting). Onder Misjna verstaat men de codificatie, ook schriftelijk, van de ‘mondelinge leer’, dit is het gewoonterecht aansluitend bij de Mozaïsche wet of Thora, tussen 70 en 135 n. Chr. In die tijd werd ook de teksttraditie van de Bijbel definitief vastgelegd. Misjna en Talmoed zijn gericht op het behoud en de restauratie van het jodendom. De officiële versie van de Talmoed, de Babylonische Talmoed of ‘Bavli’, is ontstaan in de joodse leerhuizen van het Tweestromenland, na de ondergang van de leerhuizen in Palestina onder Byzantijns bewind. De Palestijnse Talmoed, of Talmoed van Jeruzalem (ook: Jeroesjalmi) vertoont inhoudelijk veel gelijkenis met de Babylonische, maar vertegenwoordigt doorgaans een ouder stadium in de ontwikkeling van de traditie. De taal van de Talmoed is Hebreeuws (Misjna-Hebreeuws), met de gemara-gedeelten in het Aramees (respectievelijk West- en Oost-Aramees). Daarnaast zijn er de leenwoorden uit het Grieks en het Perzisch. Misjna en Talmoed dateren uit de periode van het vroege en laatantieke christendom. Het is niet uitgesloten dat de joden het geopenbaarde karakter van de mondelinge traditie of ‘tweede wet’ hebben verdedigd in reactie tegen de exclusieve aanspraken van de christenen op het Bijbelse erfgoed (‘het nieuwe Israël’). De Talmoed werd door de christenen afgewezen. Tijdens de middeleeuwen, en zelfs in de nieuwe tijd, kwam het tot Talmoedverbrandingen (Parijs, 1242; Rome, 1553). Waardevolle handschriften gingen op die manier verloren. Schimpschriften op de Talmoed verschenen tot in de jaren 1930. Sinds de Tweede Wereldoorlog bestaat er in christelijke milieus een vernieuwde belangstelling voor de joodse traditie in de na-Bijbelse periode en wordt er van joodse zijde gewerkt aan tekstkritische uitgaven en historisch-kritische studies van de Talmoed. Lit: J.L. Palache, Inleiding in de talmoed (19803) H.L. Strack & G. Stemberger, Einleitung in Talmud und Midrasch (19827) R.C. Musaph-Andriesse, Wat na de Tora kwam (19853) R. Gradwohl e.a., Wat is Talmoed? Inleiding in de mondelinge traditie van het jodendom (1985) C. Sirat, ’Le Talmud: le texte et les livres’ in F. Barbier (red.), Le Livre et l’historien (1997), p. 47-67 J. Neusner, The readers's guide to the Talmud (2001).
|