Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpathetic fallacyEtym: Eng. pathetische misvatting. Term uit de Engelse literaire kritiek, vooral bekend geworden door J. Ruskin (Modern Painters, dl. 3, 1856), voor die vormen van personificatie die meer zeggen over een bepaalde geestesgesteldheid van de schrijver dan over het ‘objectieve’ karakter van het beschrevene. Het verschijnsel gaat vaak gepaard met een soort animisme, d.w.z. het geloof in een actief universum gevuld met leven dat sterker is dan de mens. Zinsneden als ‘huilende bergen’, ‘zingende winden’ en ‘lachende velden’ zijn voorbeelden van pathetic fallacy, maar dan steeds als uitvloeisels van een bepaalde geestesgesteldheid veroorzaakt door de subjectieve impressie die men bij deze natuurverschijnselen ondergaat. Ruskin veroordeelde de excessen waartoe dergelijke beeldspraak kan leiden als onecht en te sterk gekleurd door emotie en ongebonden fantasie. Vandaar zijn negatieve term ‘pathetic fallacy’ (misvatting door emotie), die vervolgens in de literaire kritiek ingeburgerd raakte en nu een neutrale, soepel gehanteerde aanduiding is voor personificatie. Als kwalificatie van een literair werk is pathetic fallacy zeker te onderscheiden van de andere fallacies (en heresies) die later, vooral in de context van het New Criticism, ontstonden als negatieve aanduidingen van vormen van literaire kritiek. Lit: J. Miles, The vocabulary of poetry: three studies (1946) J. Miles, Pathetic fallacy in the nineteenth century (1965).
|