Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdSturm und DrangEtym: Du. storm en drang. Duitse literaire beweging waarvan de benaming ontleend is aan een toneelstuk van Friedrich Klinger dat oorspronkelijk Wirrwarr (1776) heette en later door Christoph Kaufmann omgedoopt werd in Sturm und Drang. Een andere gebruikelijke benaming is ‘Geniezeit’ of genieperiode (zie genie). Meestal laat men de periode beginnen rond 1769 als Herders Fragmente über die neuere deutsche Literatur verschijnen; ze loopt ten einde rond 1785 als Schiller zijn laatste ‘stürmische’ drama’s schrijft: Kabale und Liebe en Don Carlos. Tot de Sturm-und-Drangbeweging behoorden een aantal jonge dichters die zich afzetten tegen het naar hun idee te sterk benadrukken van de ratio in de literatuur van de Verlichting. Zij wilden naast het verstandelijke meer aandacht voor het gevoel en vooral voor de mens als individu. Men kan twee groepen onderscheiden: een groep Göttinger studenten (de dichters Hölty, Voss, Von Stollberg, Bürger en Leisewitz) en een groep rond de jonge Goethe, van wie Herder en Schiller de belangrijkste auteurs zijn. De beweging wordt gekenmerkt door een hartstochtelijke bevestiging van de individuele vrijheid en een heftig verzet tegen rationele, ethische en esthetische regelsystemen. Tegenover de filosofisch-rationele systemen van de Verlichting opteren de Sturm und Dränger voor het krachtige gevoel en de hartstocht; ook de universele regelethiek wordt afgezworen ten voordele van het vrije, persoonlijke geweten (prototype hiervan is Goethes personage Götz von Berlichingen, die in opstand komt tegen absolutistische regels en daarbij zijn eigen geweten volgt). In plaats van het imitatiovoorschrift huldigen zij een nieuw creatio-ideaal: het genie schept vanuit zijn eigen zielsbeleving, en de oorspronkelijkheid en scheppingskracht van het werk gelden als hoogste waarden. Vooral in toneel en lyriek hebben de standpunten van de auteurs van de Sturm und Drang gestalte gekregen; in de lyriek in het individueel-subjectieve van hun poëzie en in het toneel in de sterk kritische houding ten opzichte van de bestaande standenmaatschappij. Het nieuwe drama verwerpt de autoriteit van Aristoteles en de classicistische regeldogmatiek. Het grote voorbeeld is Shakespeare; het ideaal van de Sturm und Drang bestaat erin zijn erfenis met Duits-nationale stofkeuze in de eigen taal te herscheppen. Het drama is plaats- (dus nationaal) en tijdsgebonden. De held, die byroniaanse trekken vertoont, wordt bezield door een titanisch vrijheidsstreven (Götz) of komt in de ban van een satanisch machtssyndroom (Franz Moor in Schillers Die Räuber, 1781) waaraan hij uiteindelijk ten onder gaat. Men opteerde voor een natuurlijker en krachtiger taal en men zocht aansluiting bij het volkse en het primitieve. De beweging is aldus schatplichtig aan de herwaardering van primitieve en vroeg-nationale literatuur zoals bij MacPherson en van de cultus van het originele genie bij Shaftesbury. Via Rousseau wordt het grootse in de natuur ontdekt. Het is een aanzet tot de romantische hoogbloei van de 19de eeuw. Los van deze literair-historische betekenis wordt de term Sturm und Drang ook gebruikt om een periode van jeugdige exuberantie en ongebreideld enthousiasme aan te duiden. Lit: R. Pascal, Der Sturm und Drang (1963) A. Sauer (red.), Stürmer und Dränger, 3 dln. (19702) W. Hinck (red.), Sturm und Drang: ein literaturwissenschaftliches Studienbuch (1978) A. Huyssen, Drama des Sturm und Drang (1980) M. Wacker (red.), Sturm und Drang, 1985 E. MacInnes, Ein ungeheures Theater: the drama of the Sturm und Drang (1987) S. Wenzel, Das Motiv der feindlichen Brüder im Drama des Sturm und Drang (1993) B. Plachta & W. Woesler (red.), Sturm und Drang. Geistiger Aufbruch 1770-1790 im Spiegel der Literatur (1997) D. Hill, Literature of the Sturm und Drang ((2003) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 9 (2009), kol. 235-245 M. Buschmeier, Einführung in die Literatur des Sturm und Drang und der Weimarer Klassik (2010).
|
|