Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpriapeeEtym: Gr. Priapos = god van de vruchtbaarheid. Erotische dichtvorm die zijn naam dankt aan Priapus, de god van de vruchtbaarheid, in de beeldende kunst voorgesteld met een opmerkelijk grote fallus. De priapee concentreert zich op de fysieke kanten van de seksualiteit. Vaste thema´s zijn o.m. het betreuren van het verlies van seksuele potentie, het bespotten van de maagdelijkheid, het uitvergroten van erotische kwaliteiten. Daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van verhullende beeldspraak voor geslachtelijke kenmerken, zoals in het hier gegeven voorbeeld ´Op Priaap´ van Johannes Van Someren uit diens Uyt-spanning der vernuften, bestaende in geestelijcke ende wereltlijcke poësy (1660): Hoe baert ghy dus op myn dat ick stae sonder hemt, Het genre dat al in de klassieke oudheid werd beoefend, kende in de 16de en 17de eeuw een opvallend succes, met name in Frankrijk. De vaak blasfemische en pornografische (pornografie, priapische literatuur) aspecten hadden ook een religieuze- of maatschappijkritische bijbedoeling. In de Nederlandstalige letterkunde maakt het genre o.m. deel uit van het werk van Willem Bilderdijk. Een vertaling van de klassieke priapeeën uit het Latijn werd verzorgd door H.J. van Dam onder de titel Priapea (1994) en een bloemlezing werd samengesteld door J. Seurel: Priaap ontknoopt: een tuiltje Nederlandse priapeeën (1984).
Afbeelding van de vruchtbaarheidsgod Priapus. [bron: Wikipedia].
Lit: H.J. van Dam, ‘Voortleven’ in Priapea (1994), p. 22-25 F. Biville, Em. Plantade & D. Vallat (red.), ‘Les vers du plus nul des poètes...’: nouvelles recherches sur les Priapées (2008).
|