Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdbibliomanieEtym: Gr. biblion = boek; mania = waanzin, ziekelijke neiging. Ziekelijke neiging om boeken te bezitten, desnoods door diefstal (bibliokleptomanie). De bibliofiel (bibliofilie) verzamelt selectief, bijv. incunabelen, eerste drukken uit een bepaalde periode, emblemataboeken; de bibliomaan offert vaak zijn gehele vermogen op aan zijn veel minder selectieve hobby en gaat dan verder met stelen uit boekhandels of bibliotheken. Vooral in de 19de eeuw was de bibliomanie welhaast epidemisch in Engeland en Frankrijk. Een Nederlands bibliomaan was de 18de-eeuwse Utrechtse hoogleraar Christoffel Saxe die ‘per ongeluk’ nogal wat delen uit de bibliotheek van Mr. Kaspar Burman in huis had. Een berucht bibliomaan was ook Suffridus Sixtinus (begin 17de eeuw) die zijn huis aan de Amsterdamse Eglantiersgracht volgestouwd had met de meest kostbare, meestal gestolen, handschriften en boeken. Lit: L. Bollioud de Mermet, De la bibliomanie (1761) T.F. Dibdin, The bibliomania or book-madness; history, symptoms and cure of this fatal disease, 4 dln. (1903) G.A.E. Bogeng, Die grossen Bibliophilen dl. 1 (1922), p. 499-512 J.H. Kruizinga, Tussen papyrus en paperback (1965), p. 26-39 H. de la Fontaine Verwey, ‘The history of the Amsterdam Caesar codex’ in Quaerendo 9 (1979), p. 179-207 H. Jackson, The anatomy of bibliomania (1981) N.A. Basbanes, A gentle madness. Bibliophiles, bibliomanes, and the eternal passion for books (1999) I. Ferris, Book-men, book clubs and the romantic literary sphere (2015).
|
|