Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdelegisch distichonEtym: Gr. elegos = treur-/klaaglied, dodenklacht; dis-tichon = twee-regelig vers. Aanduiding voor de elegie in de vorm van een distichon (vaak een dactylische hexameter gevolgd door een pentameter) als zelfstandig geheel of als onderdeel van een groter gedicht. Het was de geëigende versvorm voor de elegie in de Oudheid. Een bekend voorbeeld vinden we in de Tristia van Ovidius, I,3, waarvan de eerste vier versregels als volgt luiden (opname W. Stroh, Proben lateinischer Verskunst): Cum subit illius tristissima noctis imago, In later eeuwen werd de elegie niet meer uitsluitend in de vorm van het distichon geschreven, zoals op zijn beurt het distichon niet langer uitsluitend gebruikt werd voor de elegie. Een nagalm van het elegisch distichon vindt men soms bij auteurs die het distichon beoefenden, zoals Huygens, Staring, De Genestet, C. Vosmaer, Verwey en Adama van Scheltema. In het volgende kwatrijn van Adama van Scheltema, uit de Gevleugelde spreuken, opgebouwd uit disticha die men in technische zin als elegisch distichon kan aanmerken, zou men een ‘elegische toon’ kunnen waarnemen: Waak en zie toe! hoed uw hartsgeweld door dit vijandelijk leven, Lit: A. Thill (red.), L'élégie romaine: Enracinement, thèmes, diffusion (1980) G. Catanzaro & F. Santuzzi, La favolistica latina in distici elegiaci (1991).
|
|