Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcyclusEtym: Gr. kuklos = kring, cirkel. Groep lyrische of epische werken, waarvan de samenhang wordt uitgemaakt door een zekere eenheid van bij voorbeeld onderwerp, sfeer of vorm. Zo schreef Jacques Perk zijn Mathilde-cyclus (1880). Een cyclus werd vaak samengesteld uit teksten die tevoren separaat circuleerden. Zo werden in de overleveringsgeschiedenis van de Franse middeleeuwse literatuur de meeste chansons de geste ondergebracht in drie cycli: de eerste rond Karel de Grote, de tweede rond Garin de Monglane en de derde rond Doon de Mayence. Iets soortgelijks gebeurde in de Arthurepiek. De meer specifieke term ‘cyclusroman’ (Fr. roman-cycle), geïntroduceerd door A. Thibaudet, wordt gebruikt voor romans die als afzonderlijke verhalen gelezen kunnen worden, maar met elkaar verbonden zijn doordat een aantal personages erin terugkeren. Dit verschijnsel kende vooral succes in de 19de eeuw, bijv. H. Balzac, La comédie humaine (1829-1854) en E. Zola, Les Rougon-Macquart (1871-1893), en, later, A. Powell, A dance to the music of time (1951-1975). Een hechtere eenheid vertoont de zgn. prozacyclus, die via herhaling en cirkelsluiting één centrale boodschap uitdrukt die niet als zodanig uit de afzonderlijke delen te halen is, zoals in L. Durrell, Alexandria quartet (1957-1960) en E. Leroux, To a dubious salvation: A trilogy of fantastic novels (1972). Een speciale vorm van cyclusverhaal is het kaderverhaal. Gedichtencycli zijn vaak onderdelen van dichtbundels. Zie ook roman fleuve en saga. Lit: L. Strydom, Oor die eenheid van die digbundel: 'n tipologie van gedigtegroepe (1976) H. van Coller, Etienne Leroux as siklusbouer (Diss. 1980) B. Besamusca e.a. (red.), Cyclification: the development of narrative cycles in the chanson de geste and the Arthurian romances (1994) M. Deguy & St. Michaud (red.), Chemins tournants: cycles et recueils en littérature des romans du Graal à la poésie contemporaine (2004).
|
|