Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdaubadeEtym: Lat. albus = wit, helder. Dageraadslied, morgengroet aan een geliefde (tegenover de serenade in de avond). Meer in het bijzonder: liedvorm, ontstaan tegen het einde van de 12de eeuw, waarin geliefden hun spijt uitdrukken over het opkomen van de nieuwe dag. Het genre zou gegroeid zijn uit dat van het wachterlied, waarin de nachtwaker vanaf zijn toren het einde van de nacht en het begin van de dag aankondigde. Voorbeelden geven Chaucer, Troilus and Criseyde (ca. 1380), Book III, en P.C. Hooft, ‘Galathea, ziet den dag komt aan ...’ (1602). De aubade is weliswaar etymologisch verwant aan de Provençaalse alba, maar onderscheidt zich hiervan door de positieve begroeting van het ochtendgloren. De aubade kan vergeleken worden met de Franse aube, de Engelse dawn song, en het Duitse Tagelied. Lit: A.T. Hatto (red.), Eos. An enquiry into the theme of lover's meetings and paintings at dawn in poetry (1965) P.K. King, Dawn poetry in the Netherlands (1971) G. Sigal, Erotic dawn-songs of the Middle Ages. Voicing the lyric lady (1996).
|