Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdalbaEtym: Sp. en Prov. dageraad < Lat. albus = wit, helder. Uit de hoofse liefdeslyriek afkomstige liedvorm, waarin geliefden hun spijt uitdrukken over het opkomen van de nieuwe dag omdat zij moeten scheiden, daar hun samenzijn geheim moet blijven. Vaak is het de wachter die met zijn geroep de dag aankondigt, vandaar ook de benaming wachterlied. Een 14de-eeuws Middelnederlands voorbeeld van een alba is het 72ste Gruuthuse-lied, waarvan de eerste strofe luidt: So wie bi lieve in rusten leit, Met de etymologisch vergelijkbare term aubade (Fr. aube = dageraad) wordt gewoonlijk een muzikale morgengroet aan de geliefde bedoeld, dit tegenover de serenade als avondgroet (It. sera = avond). De bekende ‘balcony scene’ uit Shakespeares Romeo and Juliet biedt een dramatische variatie op het genre. Lit: G. Kalff, Het lied in de Middeleeuwen (1884), p. 251-386 A.T. Hatto (red.), Eos. An enquiry into the theme of lovers’ meetings and partings at dawn in poetry (1965) P.K. King, Dawn poetry in the Netherlands (1971) F.J. Saville, The medieval erotic alba, structure as a meaning (1972) P. Dronke, The medieval lyric (1978) J. Houtsma, ‘Gelieven bij de dageraad in het Antwerps Liedboek’ in TNTL 95 (1979), p. 83-96 E. van Altena, Daar ik tot zang word aangespoord (1987) G. Sigal, Erotic dawn-songs of the Middle Ages. Voicing the lyric lady (1996).
|