Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprognosticatieEtym: Lat. prognostica = voortekens van het weer < Gr. pro-gignōskein = tevoren weten; titel van een door Cicero vertaald geschrift van Aratus. Boekje in almanakvorm of onderdeel van een almanak dat (bijna) uitsluitend voorspellingen bevat voor het komende jaar, waarbij de seizoenen, de maanden, de te verwachten oogsten, te verwachten ziektes, oorlogen enz. beschreven worden. Na een bloeiperiode in de 15de-17de eeuw zakt het genre langzaam af tot volksvermaak in de 18de en 19de eeuw. De titel van de prognosticatie van Isaak Bikkerstaf (1708) is bijna een definitie van het begrip: Wonderlyke prognosticatie ofte voorsegginge, wat in dit jaar 1708 sal voorvallen. Waar in de maand, en den dag van de maand uitgedrukt, de personen genoemt, en de groote actiën en uitkomsten van 't selve bysonderlijk verhaalt worden, soo als deselve sullen komen te gebeuren. Zijnde geschreven om het volk van Engeland te waarschouwen, dat sy door de gemeene almanach maker niet worden bedrogen (19892). Veel voorspeltechnieken hangen samen met de elementen uit de astrologie die een leek kan waarnemen (astrologia naturalis), maar in de praktijk woekeren talloze systemen en technieken door elkaar. Tot de ongeveer honderd prognosticatietechnieken die in de middeleeuwen bekend zijn, behoren het lezen van de handlijnen (chiromantie), de interpretatie van in lood gegoten vormen, de uitlegging van dierengeluiden, het lezen van botten of ingewanden van dieren enz. De voornaamste oorzaak van deze grote verscheidenheid is de professionalisering van de astrologie vanaf de 12de eeuw. De denkbeelden over de astrologie van Thomas van Aquino (1225-1274) werden – ten onrechte – opgevat als een positieve stellingname en universiteiten, adellijke en geestelijke hoven annexeerden deze heidense tovenarij als eerbiedwaardige wetenschap. In de late middeleeuwen is astrologie een aangelegenheid voor de groten der aarde, bedreven door geleerden. Daarmee ontstaat een groot gat in de markt voor andere technieken om de toekomst te leren kennen. Dat gat zal pas door de astrologen zelf worden ingevuld, wanneer ze, na de uitvinding van de boekdrukkunst, de resultaten van hun berekeningen in handzame boekjes vol praktische adviezen voor een breed publiek verspreiden. Wereldfaam krijgen de profetieën in de Centuries (1555) van Nostradamus (1503-1566); ook nu nog meent men hierin allerlei voorspellingen aan te treffen met betrekking tot hedendaagse gebeurtenissen. Dit geldt ook voor de voorspellingen van Paracelsus (1493-1541). In de tussentijd hadden zich talloze eenvoudige voorspeltechnieken ontwikkeld, uitvoerbaar voor ongeschoolden met eenvoudige hulpmiddelen. De simpelste vormen met de eenvoudigste hulpmiddelen krijgen succes via de drukpers, waarbij de volksboekjes de lekenastrologie tot een aantrekkelijk gezelschapsspel verheffen, met illustraties en teksten op rijm. Het eenvoudigst zijn de dag-jaarprognosen: de planeet die de eerste dag van het jaar regeert, is de jaarregent die de loop van het hele jaar bepaalt. De maan-jaarprognosen doen hetzelfde op grond van de maanstand, terwijl de meteorognostische jaarprognosen allerlei weersverschijnselen op die eerste dag bepalend achten voor de toekomst van dat hele jaar. De voorspellingen in dit soort calendogia betreffen voornamelijk het weer, het vee en de oogst, en boeren vormen dan ook het belangrijkste publiek (en kennisbron?). Dit soort teksten is echter ook bij een stedelijk publiek enorm populair: een druk uit 1539 van Der schaepherders Kalengier wordt aangeprezen als ‘profitelijc [voor] allen menschen, coopluyden ende anderen menschen, wat handelinghe si ooc hanterende sijn’. De inhoud ervan is verbreed met op allerlei astronomische informatie berustende wenken voor een lang en gezond leven. De adviezen worden nadrukkelijk gepresenteerd als berustend op de praktijkervaringen van schaapherders en niet op geleerdheid. Een parodie op de prognosticatie is de spotprognosticatie. Lit: R. Jansen-Sieben, ‘Middelnederlandse jaarprognosen’ in Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1971), p. 210-266 H. Pleij, ‘De oudste schaapherderskalender (1511) teruggevonden’ in W.P. Gerritsen, A. van Gijsen & O.S.H. Lie (red.), Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artes-literatuur (1991), p. 145-148 J. Salman, Populair drukwerk in de Gouden Eeuw; de almanak als lectuur en handelswaar (1999).
|