Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddoublet-3Etym: Fr. < Lat. duplus = tweevoudig, tweemaal. Term uit de taalkundige woordstudie (etymologie) ter aanduiding van dubbelvormen of tweelingwoorden, d.w.z. twee (soms meer dan twee) woorden in eenzelfde taal die een gemeenschappelijke oorsprong hebben, maar een onafhankelijke evolutie naar vorm en betekenis hebben gekend. Bijv. voorste/vorst (Nederlands), fragile/frêle (Frans), shadow/shade (Engels). De graad van differentiatie naar vorm en betekenis (en dus gebruikscontext) kan sterk variëren. Ook Engelse taalkundigen gebruiken de term in deze betekenis, maar in het Engels vindt men de term daarnaast soms ook in een deels omgekeerde betekenis ter aanduiding van bepaalde collocaties waarbij twee woorden met verwante of gelijke (tautologie) betekenis maar verschillende vorm en oorsprong nevengeschikt worden samengekoppeld, zoals in ‘law and order’, ‘lord and master’, ‘love and cherish’ of ‘cease and desist’. Zoals enkele van deze voorbeelden laten zien, wordt daarbij vaak een woord van Franse oorspong gecombineerd met een korter woord van Angelsaksische oorsprong. Lit: W. Zonneveld, 'Doubletten' in G.A.T. Koefoed & J. van Marle (red.), Aspecten van taalverandering (1978), p. 115-125 S. Theissen, 'Nationalisatie of nationalisering: doubletten op -ering/-atie' in Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde 117 (2007) 3, p. 345-382, 443.
|