Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddoopsgezinde literatuurDoopsgezinde of anabaptistische literatuur is de literatuur, geproduceerd door aanhangers van het anabaptisme, een onderling weer verdeelde stroming binnen het gereformeerd protestantisme, waarin het accent ligt op individuele geloofsbeleving en bijbelse levensvernieuwing, afgescheidenheid van de wereld (geen overheidsambten, geen eedsaflegging, geweldloosheid), het vormen van een heilige gemeente van wedergeborenen naar apostolisch voorbeeld evenwel zonder organisatie (lekenpredikers), doop na belijdenis, strenge tucht bij onchristelijke levenswandel en sterke heilsverwachting. Het begin van de doperse beweging ligt in het tweede kwart van de 16de eeuw in de onenigheid tussen de gematigde Zwingli en voorstanders van een radicalere reformatie, die al snel de scheldnaam wederdopers kregen en vervolgd werden. Na 1530 verbreidde de beweging zich vanuit Embden over de Nederlanden vooral door toedoen van De ordonnantie Gods van Melchior Hoffman. In de jaren '40 van de 16de eeuw zijn als leiders van doopsgezinde groeperingen belangrijk: Menno Simons (mennonieten of menisten) met zijn Dat fundament des christelycken leers (1539-1540), Dirk Philips (dirkisten) met zijn Enchiridion oft hantboecxken (1564), Obbe Philips (obbisten), Jan van Batenburg (batenburgers), David Joris (davidjoristen) met zijn mystieke publicatie het Wonderboeck (1542) die van invloed is geweest op Hendrik Niclaes en zijn Huis der Liefde en op het Duitse piëtisme (piëtistische literatuur). Reeds uit 1562 dateert het eerste van een reeks doopsgezinde martelaarsboeken, het Offer des Heeren (ed. S. Cramer). Na tal van scheuringen en herenigingen bestonden midden 17de eeuw de groepering van de gematigde waterlanders in Noord-Holland en Friesland met leiders als Hans de Ries en Lubbert Gerrits, en die van de verenigde Vlaamse, Friese en Hoogduitse gemeentes. In de tweede helft van de 17de eeuw vond een nieuwe richtingenstrijd plaats tussen lamisten van de kerk Bij het Lam en zonisten van de kerk in De Zon. Lamisten en waterlanders verenigden zich in 1668. In de 18de eeuw kreeg het rationalisme meer vat op de doopsgezinden dan het piëtisme, wat bijv. blijkt uit het feit dat de doopsgezinde Nieuwenhuyzen de oprichter is van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen; in de 19de eeuw staan de doopsgezinden open voor zowel het modernisme als het Réveil (Willem de Clercq). Over een verklaring hoe het komt dat doopsgezinden een belangrijke bijdrage geleverd hebben aan cultuur en literatuur (ondanks of dankzij hun gedeeltelijke isolement) is men het nog niet eens. In de eerste helft van de 17de eeuw vallen er doopsgezinde rederijkersactiviteiten waar te nemen in Rotterdam, Hoorn en De Rijp; het betreft voornamelijk liedboekjes. Verder moet men onder de doopsgezinde literatoren van de 17de eeuw rekenen Karel van Mander met De gulden harpe (1605) en de Olijf-bergh (1609), Joost van den Vondel met o.a. zijn Boeck der gezangen (1618) tot hij zich tussen 1620 en 1641 tot het katholicisme bekeerde, Joachim Oudaen met zijn Uyt-breyding over het boek Jobs (1672), de gebroeders Dierick en Jan Philipsz Schabaelje met rederijkerstoneelstukken, geestelijke liedboeken, het vaak herdrukte Lusthof des gemoets (1635) en emblemataboeken, en Jan Luyken met o.a. Jezus en de ziel (1678). Bekende doopsgezinde boekhandelaren-uitgevers te Amsterdam waren o.a. Jan Rieuwertsz en Jan Theunisz wiens herberg D'os in de Bruyloft bovendien een doopsgezind-cultureel trefpunt was. Uit de 18de eeuw dienen genoemd te worden de toneelschrijver Pieter Langendijk die ook op zijn naam heeft staan De Zwitserse eenvoudigheid, klaagende over de bedorven zeden veeler Hollandse doopsgezinden of weerlooze christenen (1713), Betje Wolff en Aagje Deken en Adriaan Loosjes wiens vader en oom de uitgevers waren van de Vaderlandsche Letteroefeningen. Lit: P. Visser, Broeders in de geest; de doopsgezinde bijdragen van Dierick en Jan Philipsz. Schabaelje tot de Nederlandse stichtelijke literatuur in de zeventiende eeuw, 2 dln (1988) P. Visser, Het lied dat nooit verstomde; vier eeuwen doopsgezinde liedboekjes (1988) P. Visser, ‘“Siet den Oogst is Ryp”; het fonds van de Waterlands-doopsgezinde boekverkoper Claes Jacobsz. te De Rijp’ in E.K. Grootes & J. den Haan (red.), Geschiedenis godsdienst letterkunde; opstellen aangeboden aan dr. S.B.J. Zilverberg (1989), p. 98-103 Doopsgezinden en kunst in de zeventiende eeuw, speciaal nr. van Doopsgezinde Bijdragen, Nieuwe Reeks 16 (1990) P. Visser, Selectieve bibliografie van publicaties met betrekking tot de geschiedenis van het doperdom in de Nederlanden verschenen tussen 1975 en 1990 (1991) S. Groenveld, J.P. Jacobszoon & S.L. Verheus (red.), Wederdopers, menisten, doopsgezinden in Nederland 1530-1980 (19933).
|