Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddiakritische tekens-1Etym: Gr. dia-krinein = in tweeën scheiden, onder-scheiden; vandaar diacritisch = onderscheidend. In de editietechniek gebruikt men bij het editeren van handschriftelijke teksten, met name voor een diplomatische editie of een archiefeditie, een aantal tekens om aan te geven dat er op paleografisch, manuscriptologisch of codicologisch gebied bepaalde problemen zijn. Door combinaties van de drie basistekens: <>, [ ] en ., kan men verschillende soorten toevoegingen, weglatingen en onzekere lezingen weergeven. Bij het editeren van de klassieken was een aantal diakritische tekens al lang in gebruik; een daarop geïnspireerd systeem werd in 1950 door Masai ook voorgesteld voor modernere teksten en vervolgens door W.Gs Hellinga de neerlandistiek ingebracht met het doel deze tekens te gebruiken voor de nieuwe P.C. Hooft-editie. In de Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek (2 dln., 1961, 1969) zijn ze inderdaad ook toegepast, maar daarvóór gebeurde het al – met de nodige variatie – in een aantal delen uit de serie Zwolse drukken en herdrukken. H.M. Hermkens had intussen in zijn dissertatie (Bijdrage tot een hernieuwde studie van Constantijn Huygens' gedichten, 1964) weer een afwijkend systeem gehanteerd. In het Duitse taalgebied ontwikkelde de ‘Editionstechnik’ zich tot een specialisme, waarvan de bundel opstellen Texte und Varianten (1971) een overzicht biedt. Daar is men duidelijk geneigd om de diakritische-tekensystemen steeds verder uit te bouwen en te gebruiken, geïntegreerd in de tekst. In Nederland verwijst men met de diakritische tekens gewoonlijk naar de voetnoten of naar paleografische en manuscriptologische aantekeningen. Een overzicht van een aantal gebruikte systemen geeft Marita Mathijsen in Naar de letter; handboek editiewetenschap (20104). Lit: P.J. Verkruijsse, ‘Over diplomatisch editeren van handschriften en het gebruik daarbij van diacritische tekens’ in Spektator 3 (1973-1974), p. 325-346 M. Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap (1995), p. 290-296.
|