Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcalendariumEtym: Middelned. calendier < Fr. calend(r)ier < Lat. Calendae = eerste dag van de maand (waarop priesters in de Romeinse oudheid specificaties van de kalender gaven). Middeleeuwse (gregoriaanse) kalender van het ‘pars de sanctis’, de kerkelijke feestdagen van Maria en de andere heiligen, die op een vaste datum in het jaar vallen, bijv. Allerheiligen (1 november), dit in tegenstelling tot de ‘pars de tempore’, de roerende feestdagen die niet op een vaste datum, maar op een vaste dag gevierd worden: Goede Vrijdag en Hemelvaartsdag. Met rode letters (zie rubricatie) geschreven feesten zijn geboden feestdagen die ook buiten de kerk gevierd worden (festa fori), in tegenstelling tot de minder belangrijke feesten die uitsluitend in de kerk gevierd werden (festa chori). Gedurende de handschriftenperiode was het gewoonte om handschriften met een naslagkarakter van een kalender te voorzien, bijv. Jacob van Maerlants Der naturen bloeme (ed. Gysseling, 1998), waarmee tevens de paasdatum berekend kon worden. Na de uitvinding van de boekdrukkunst ging men ertoe over calendaria te drukken en werden ze opgenomen in almanakken. Het calendarium werd door Guy Marchant bewerkt tot moraalfilosofisch en theologisch-astrologisch traktaat, Compost et Kalendrier des Bergiers (1491), door Thomas van der Noot vertaald en bewerkt als Der scaepherders kalengier (1511).
Een calendarium uit Utrecht (1253). [bron: S. van Bergen [e.a.], Beeldschone boeken: de Middeleeuwen in goud en inkt (2009), p. 34]
Lit: W.E. van Wijk, De Gregoriaanse kalender (1932) B. Kruitwagen, Laat-middeleeuwsche paleografica, paleotypica, liturgica, kalendalia, grammaticalia (1942), p. 153-224 W.E. van Wijk, Onze kalender (1955) H. Pleij, ‘Literatuur en natuurgenot in de late middeleeuwen: het paradijs op aarde’ in Nederlandse literatuur van de late middeleeuwen (1990), p. 17-78 J.P. Gumbert, 'Van wie is de kalender in de Groningse Rijmbijbel? in M. Hogenbirk & L. Kuitert (red.), Schriftgeheimen (2017), p. 161-170.
|
|