Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
De reus zonder hartEen koning heeft maar één dochter, maar het is wel een heel mooi meisje, dat ook prachtig harp kan spelen en kan zingen. Op een kwade dag ontvoert een zwarte vogel de prinses. De koning belooft haar hand en de helft van zijn koninkrijk aan degene die haar zal bevrijden. Veel ridders proberen de prinses te vinden, maar alle pogingen mislukken. Dan wil een schildknaap, die heimelijk verliefd op de prinses is, het wel proberen. Hij hoort op een nacht heel in de verte het zingen en harpspel van de prinses. Onderweg ontmoet hij een dwerg. Deze draagt hem op om een lichtvis in een zwarte rivier te vangen. De schildknaap spaart de vis echter en krijgt van deze het vermogen om zijn gestalte aan te nemen. De dwerg stuurt de jongeman door naar zijn vader. Ook deze dwerg geeft een opdracht. Hij moet van de vogelberg het ei van een vuurvogel meenemen. De held laat de vogel echter het ei houden en krijgt opnieuw het vermogen om de gestalte van dit dier aan te nemen. De tweede dwerg stuurt hem weer door naar zíjn vader. Ook deze oude dwerg stuurt hem op voedsel uit. De schildknaap spaart het leven van een jonge vos en ontvangt ook van deze het vermogen om zijn gestalte aan te nemen. Bovendien zal de vos hem net zo lang helpen tot hij zijn doel bereikt heeft. De laatste dwerg stuurt de jongeman door naar de ‘reus van zoeken en vinden’. Deze reus wil de schildknaap alleen vertellen waar de prinses is, als hij de reus drie dagen achter elkaar kan vinden en zich dan drie dagen achter elkaar voor hem kan verstoppen. De reus verbergt zich de eerste drie dagen achtereenvolgens in een put, een ekster en een boom. Met hulp van de vos lukt het de held om de reus elke keer te vinden. Vervolgens is het de beurt aan de schildknaap om zich drie keer te verstoppen. Hij verstopt zich achter een haar en in de holle kies van de vos. Op de derde dag smeert hij oorsmeer van de vos aan de laarzen van de reus, die daardoor ten val komt en hem de verdere dag niet kan zoeken. De reus moet hem nu vertellen dat de mensenetende reus zonder hart de prinses geroofd heeft. De jongeman vindt het kasteel van de reus en de prinses, maar zij kan het kasteel alleen verlaten wanneer de reus dood is, anders zal ze in een adder veranderen. Zij vraagt daarom aan de reus waar hij zijn hart verborgen heeft, zodat ze hem zal kunnen helpen erop te passen. Nadat de reus haar twee keer heeft voorgelogen - het hart ligt niet onder de vloer en ook niet in de kast - vertelt hij haar de derde keer de waarheid. Zijn hart zit in een haas, die zich in geval van nood kan veranderen in een vogel. Wanneer de vogel bedreigd wordt zal die een ei, waarin het hart zit, laten vallen. De reus kan alleen maar sterven wanneer het ei tegen zijn voorhoofd kapot gegooid zal worden. De volgende dag achtervolgt de jongeman in de gestalte van de vos de haas. Wanneer de haas zich verandert in een vogel, verandert hij zich in de vuurvogel. De vogel laat het ei vallen in het water en de schildknaap neemt de gestalte aan van de lichtvis en krijgt het ei te pakken. Hij keert terug naar het kasteel en gooit het ei kapot tegen het voorhoofd van de reus. De reus sterft ter plekke en de prinses is vrij om het kasteel te verlaten en te trouwen met de schildknaap.
Zo werd dit verhaal door de Friese verteller Steven de Bruin in 1975 aan de verzamelaar Ype Poortinga verteld. Dit sprookje staat in de catalogus van Aarne-Thompson geregistreerd als at 302, ‘The Ogre's (Devil's) Heart | |
[pagina 305]
| |
in the Egg’. Dit type sprookje behoort tot de wondersprookjes. Het komt voor in geheel Europa, Azië, Amerika en Noord-Afrika. Dit Friese sprookje is echter de enige bekende Nederlandse versie. In Vlaanderen was het bekender; daar is het tien maal opgetekend. Het belangrijkste motief in het sprookje is dat het hart (of: ziel, leven, kracht, macht, dood) van een hoofdpersoon bewaard wordt op een plaats buiten het lichaam. Dit gaat uit van het geloof dat zolang het hart op een veilige plaats wordt bewaard, de hoofdpersoon onkwetsbaar is voor zijn tegenstanders en onsterfelijk. Wanneer het object waarin het hart zich bevindt echter wordt vernietigd, zal ook de hoofdpersoon sterven. Dit gegeven is al heel oud. Het komt voor het eerst voor in een Oudegyptisch sprookje over twee broers (zie ook de »Tweelingbroers), het zogenaamde Bata-sprookje (at 318), dat stamt uit het einde van de 13e eeuw v.C. De vrouw van de oudste broer wil de jongste broer verleiden, maar hij wijst haar af. De vrouw vertelt daarom uit wraak aan haar echtgenoot dat zijn broer haar heeft proberen te verkrachten. Anubis, de oudste broer, gelooft aanvankelijk zijn vrouw en wil zijn broer vermoorden. Later beseft hij dat zijn broer de waarheid heeft gesproken, maar dan zijn de twee broers al gescheiden door een diepe rivier. Bata, de jongste broer, vertelt aan zijn broer waar hij heen zal gaan. Hij zal zijn hart daar in een bloem van een acaciaboom neerleggen. Hij vraagt zijn broer hem te helpen wanneer zijn bier over de rand van zijn beker zal schuimen, omdat hij dan in moeilijkheden zal zijn. Anubis belooft dit en de twee broers gaan uit elkaar. Bata ontmoet een vrouw, die zijn geheim echter verraadt aan de kwaadwillende farao. Zodra de acaciabloem is afgesneden, valt Bata dood neer. Zijn broer wordt gewaarschuwd door het overschuimende bier en gaat op zoek naar zijn broer. Hij vindt het hart van Bata in de verdroogde acaciabloem en legt de bloem in water. Bata komt weer tot leven en drinkt het water op, zodat zijn hart zich weer op de juiste plaats bevindt. Uiteindelijk wordt Bata zelfs farao. In dit sprookje bevindt het hart van de hoofdpersoon zich in een object buiten het lichaam. Zodra het object wordt aangetast, wordt ook de persoon gekwetst. Belangrijk is nu het verschil tussen de positieve en de negatieve hoofdpersoon in een sprookje. Iemand kan afhankelijk zijn van een object dat buiten zijn lichaam wordt bewaard. Deze persoon kan net zo goed de held als zijn tegenstander zijn. Een beroemd voorbeeld van een held, die afhankelijk is van iets wat zich ‘buiten’ zijn eigenlijke lichaam bevindt, is Simson, wiens kracht in zijn haar zit. Nadat Delila drie keer heeft geprobeerd om achter zijn geheim te komen, vertelt hij het haar uiteindelijk. Andere voorwerpen waarin het leven of de kracht van een held zich kunnen bevinden, zijn bomen, kettingen, zwaarden, enzovoort. In het sprookjestype at 302 gaat het echter om de negatieve persoon, de tegenstander van de held. Het hart van de reus bevindt zich meestal in een ei. Dit ei kan weer verborgen zijn in een vogel, die zich weer bevindt in een ander dier. Er zijn veel variaties mogelijk. Meestal bestaat de serie van omhulsels uit een drietal dieren. In ieder geval bevindt het hart van de reus zich altijd op een plaats ver weg, die zeer moeilijk bereikbaar is. Dat als binnenste omhulsel een ei is gekozen, is niet zo vreemd. Een ei is immers het symbool van (nieuw) leven. Opvallend is dat in de oosterse versies van dit sprookje meestal sprake is van een vogel in plaats van een ei als laatste bergplaats van het hart. Zo bevindt zich in een Indiaas sprookje het leven van de tovenaar Punchkin in een groene papegaai. Wanneer | |
[pagina 306]
| |
de held de linkervleugel van de papegaai uittrekt, wordt ook de linkerarm van de tovenaar afgerukt. Hierna volgen de andere vleugel, de beide poten en het hoofd, zodat de tovenaar tenslotte een afschuwelijke dood sterft. In de Kinder- und Hausmärchen van de gebroeders Grimm is een versie van het verhaal in 1850 opgenomen onder de titel ‘Die Kristallkugel’ (nr. 197). Zij namen het sprookje over uit Vom Schloss der goldenen Sonne uit 1844 van Friedmund von Arnim. In dit sprookje kan de macht van de tovenaar alleen gebroken worden wanneer iemand anders hem de kristalkogel, die zeer goed verborgen is, voor kan houden. Het sprookje gaat als volgt: een tovenares heeft drie zonen van wie zij vreest dat zij haar macht willen overnemen. Zij verandert daarom de oudste in een adelaar en de middelste in een walvis. De jongste kan net op tijd ontsnappen en trekt de wijde wereld in. Hij heeft gehoord dat er op het Kasteel van de Gouden Zon een prinses wordt vastgehouden dooreen tovenaar. Al 23 jongemannen hebben geprobeerd haar te redden, maar zij zijn allemaal jammerlijk omgekomen. De jongen bereikt het kasteel en vraagt aan de prinses hoe hij de macht van de tovenaar kan breken. Zij legt hem uit dat hij bij de bron van het kasteel moet vechten met een oeros. Wanneer deze dood is, zal uit zijn lichaam een vogel opvliegen. In deze vogel bevindt zich een ei met als dooier de kristalkogel, die niet op de grond mag vallen, anders smelt hij en is alle moeite voor niets geweest. Met hulp van zijn betoverde broers, de adelaar en de walvis, lukt het hem om de kristalkogel ongeschonden in handen te krijgen. De jongen is nu heer van het Kasteel van de Gouden Zon en bezit ook de macht van de tovenaar. Hij verandert zijn broers weer in mensen en trouwt met de prinses. In deze versie is de tegenstander van de held dus niet een reus zonder hart, maar een tovenaar wiens macht zich bevindt op een veilige plaats. Wel bevindt deze macht zich in een ei. Op dit sprookje bestaan zeer veel variaties. Over het algemeen ziet de basisplot er als volgt uit: inleiding; ontmoeting met de gevangen prinses, zij vertelt de held, meestal na het drie keer aan de reus, tovenaar of demon te hebben gevraagd, waar zich zijn hart, leven, kracht of ziel bevindt; de held volgt de instructies van de prinses op en vernietigt zijn tegenstander. Vooral de inleidingen verschillen nogal eens van elkaar (zie voor deze inleidingen ook at 552, ‘The Girls Who Married Animals’; at 303a, ‘Six Brothers Seek Seven Sisters as Wives’; en at 400, »Man zoekt zijn verdwenen vrouw). In de meeste Scandinavische versies heeft een koning zeven zonen, van wie hij de oudste zes op reis stuurt om een bruid voor zichzelf en hun jongste broer te zoeken. Nadat hun taak volbracht is, worden ze op de terugreis door een reus of tovenaar samen met hun bruiden veranderd in steen. Het jongste meisje, bestemd voor de jongste zoon, moet echter het huishouden van de reus doen. Wanneer na een tijd zijn broers niet terugkeren, gaat de jongste zoon op pad om hen te zoeken. Onderweg helpt hij drie dieren, die bijna de hongerdood sterven. Deze drie dieren, een raaf, een zalm en een wolf, beloven hem hun hulp. Bovendien helpt de wolf de jongen op zijn tocht naar het huis van de reus. Daar aangekomen vraagt de jongen aan het meisje hoe hij de reus moet doden. Zij vraagt weer drie keer aan de reus waar zijn hart is verborgen. Uiteindelijk vertelt de reus dat zijn hart zich bevindt in een ei, in een eend, in een bron, in een kerk, op een eiland. Met hulp van de wolf, de zalm en de raaf kan de jongen aan het ei komen, dat hij verbrijzelt, nadat hij de reus zijn broers en hun bruiden heeft laten | |
[pagina 307]
| |
terugveranderen. De oudst bekende opgeschreven Zweedse versie van dit sprookje dateert uit 1702, door Hendrick Norijn. Bij andere inleidingen is er sprake van de moeder of de echtgenote die de held moet redden. De held kan ook al heel wat avonturen achter de rug hebben, voordat hij de prinses gaat redden. Meestal is de held een jongste zoon, van hoge of lage afkomst. In een IJslandse versie zijn de rollen omgedraaid: een prins is dit keer gevangengenomen door twee reuzinnen, die hun leven bewaren in een gouden ei. De prins wordt gered door een meisje. Een ander belangrijk motief in dit type sprookje is dat van de dierhelpers, die in de meeste versies voorkomen (zie ook at 554, ‘The Grateful Animals’). De held is op verschillende manieren aan hun hulp gekomen. De meest bekende varianten zijn: de held heeft drie dieren geholpen hun buit te verdelen; de held heeft de drie dieren van de hongerdood gered; de drie dieren zijn de betoverde zwagers van de held; de drie (of twee) dieren zijn diens betoverde broers. Ook dit motief is al heel oud. Deze dierhelpers helpen de held bij het verkrijgen van het geheime object van de reus of tovenaar. In sommige versies komt een dier voor dat de held ook helpt bij de zoektocht naar de prinses, zoals in de Friese variant en in Scandinavische versies. In een Russische versie, waarin de tegenstander van de held Koschej Bessmertnij - de onsterfelijke Koschej - genoemd wordt, vervult een andere man de rol van wijze metgezel. In het Friese sprookje is bovendien nog opvallend dat de held eerst een aantal opdrachten moet vervullen voordat hij kan beginnen aan het redden van de prinses. Het derde belangrijke motief in dit sprookje is dat de held door verschillende opdrachten een bruid voor zich wint. Sprookjes met dit motief worden ook wel ‘Brautwerbungsmärchen’ genoemd. De bruid wordt als prijs beloofd aan de man die haar zal redden van haar ontvoerder. Dit sprookje is op verschillende manieren geïnterpreteerd. Frazer is van mening dat het motief van de externe ziel het geloof hierin door primitieve volken weerspiegelt. De primitieve mens zou zijn ziel (of hart enzovoort) op een veilige plaats bewaren. Soms duurde dit maar kort, totdat het gevaar geweken was. In andere gevallen, als een permanente veilige plaats gevonden was, kon de ziel hier ook voor eeuwig blijven. Het voordeel hiervan was dat zolang de ziel niet ontdekt en vernietigd werd, de persoon zelf onkwetsbaar en onsterfelijk zou zijn. Een natuurmythologische interpretatie verklaart de strijd van de held tegen de reus als een reflectie van natuurverschijnselen. Als voorbeeld wordt de onsterfelijke Koschej gegeven, die zou staan voor onweerswolken. De omhulsels van het levensei moeten dan gezien worden als bepaalde wolkenformaties. Von Beit ziet dit type sprookje als een narratieve weergave van het ontwikkelingsproces van de hoofdpersoon. Het verborgen hart van de reus in de meestal drie omhulsels wordt gezien als een veelheid van geheimen. Met hulp van de dieren dringt de held in alle geheimen door. Hij overwint de reus doordat hij al zijn verschijningsvormen achter zich laat. De reus verliest hiermee zijn magische kracht en dus zijn leven. In 1910 werd in Parijs het ballet De vuurvogel uitgevoerd (zie ook de »Gouden vogel). De muziek hiervoor was geschreven door de Russische componist Igor Strawinsky. In het ballet is een vijftal Russische sprookjes verwerkt, waaronder dat van de onsterfelijke Koschej. De held Ivan heeft de mysterieuze Vuurvogel gevangen, maar laat hem vrij in ruil voor een van zijn veren, waarmee hij zijn | |
[pagina 308]
| |
hulp kan inroepen. Bij de strijd tegen Koschej roept Ivan de Vuurvogel op, die hem helpt de demon te verslaan. Hij wijst hem het ei waarin zich de ziel van Koschej bevindt. Ivan verbrijzelt het ei, waarop Koschej sterft en hij zijn geliefde kan bevrijden. coretta wijbrans teksten: khm nr. 197; Poortinga 1977, pp. 7-17. |
|