Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermdDe prinses op de erwtEr was eens een prins, die een echte prinses wilde trouwen. Hij had de hele wereld afgereisd, maar een echte kon hij niet vinden. Op een goede avond - het stormde vreselijk - klopte er een door en door verregend meisje aan de poort van zijn paleis aan voor onderdak. Ze zei dat ze een echte prinses was. De koningin twijfelde, en legde in het | |
[pagina 283]
| |
bed waarin het meisje zou gaan slapen, onder twintig matrassen en twintig donzen dekbedden een erwt. De volgende ochtend vroeg ze het meisje hoe ze geslapen had. ‘Afschuwelijk! Ik heb geen oog dicht gedaan. Ik lag op zo iets hards, dat ik bont en blauw ben.’ Dit bewees afdoende dat ze een echte prinses was. De prins trouwde met haar en de erwt kreeg een plaats in het museum.
In 1835 publiceerde Hans Christian Andersen (1805-75) zijn eerste bundeltje sprookjes: Eventyr fortalde for Børn. Het bevatte vier sprookjes, naast ‘De prinses op de erwt’, hierboven samengevat, ook de » Tondeldoos, » Grote Klaas en Kleine Klaas en ‘De bloemen van kleine Ida’. De meeste sprookjes van Andersen zijn geen volks-, maar kunstsprookjes. Dat wil zeggen: hij ontleende ze niet aan de mondelinge overlevering of vertelde min of meer getrouw een al bestaande literaire bewerking van een (ook) in deze overlevering circulerend verhaal na, maar bedacht ze zelf, al of niet gebruik makend van bekende sprookjesstructuren en -motieven. Maar, zo verklaarde hij later, enkele van zijn eerste sprookjes, waaronder ook dit, had hij ook gehoord, in de spinkamer van het werkhuis van zijn geboortestad Odense of bij het hopplukken in de buurt. Dit zal zeker gelden voor de Tondeldoos en Grote Klaas en Kleine Klaas, twee zeer bekende volkssprookjes, maar of dit ook opgaat voor ‘Prindsessen paa aerten’ is zeer de vraag. Het blijkt namelijk een uiterst zeldzaam verhaal, dat in de mondelinge overlevering nauwelijks voorkomt, en die enkele keer dat het daarin gevonden werd ook nog lijkt terug te gaan op Andersens voorbeeld. Jacob en Wilhelm Grimm, die in de editie van 1843 van hun Kinder- und Hausmärchen nog een tekst van onbekende herkomst opnamen (‘Die Erbsenprobe’), lieten deze in latere drukken als te zeer van Andersen afhankelijk dan ook weg. Nu heeft de anonieme verteller van hun tekst zeker die van Andersen gekend, maar zijn lezing heeft ook iets eigens, wat toch op een zeldzame andere overlevering zou kunnen wijzen. Bij de gebroeders Grimm bijvoorbeeld schrijft de koning een prinsessentest uit en komen allerlei kandidates zich melden. Deze zelfde opening vinden we ook in een iets jongere versie uit Litouwen. Verder vinden we het motief van de overgevoelige slaper/slaapster in Europa alleen in andere verhalende contexten, met name in verhalen over geslepen bedriegers, bijvoorbeeld in Zweedse, Finse en Italiaanse varianten van de » Gelaarsde kat waarin de kat (een hond) zijn meester(es), die aan de erwtentest onderworpen wordt maar desalniettemin prinsheerlijk slaapt, aanraadt om toch luidkeels te klagen over het harde bed, om zo zijn (haar) claim dat hij (zij) van koninklijken bloede is, overtuigender te maken. Het motief van overgevoeligheid als teken van hoge komaf was in het Oosten bekender. Bij Arabische geschiedschrijvers vanaf de 9e eeuw (onder wie Tabari [839-923] en Masudi [† 956 of 957]) geliefd is bijvoorbeeld de volgende, vermoedelijk in Perzië ontstane historische overlevering: een Perzische koning, bijvoorbeeld de Sassanidenvorst Shapur i (240-71), belegert tevergeefs een Arabisch fort. Dan ziet Nadira, de dochter van de belegerde koning, de belegeraar Shapur. Ze vat een hartstochtelijke liefde voor hem op en verklapt hem in het geheim, nadat hij beloofd heeft met haar te zullen trouwen, hoe hij de plaats veroveren kan. Shapur houdt zijn belofte. Op een nacht slapen ze op een bed van tien matrassen van Chinese zijde, maar toch klaagt Nadira nog dat het te hard is en dat zij overal pijn heeft. De volgende ochtend blij- | |
[pagina 284]
| |
Illustratie van Edmund Dulac in Stories from Hans Andersen. Londen 1911.
| |
[pagina 285]
| |
ken zij en het bed onder het bloed te zitten; een mirteblad had tegen haar zij gedrukt en huid en vlees tot op het bot afgewreven. Shapur beseft nu te midden van hoeveel zorg en weelde zij door haar vader is grootgebracht, en hij ontsteekt in woede: hoe kon zij zo'n vader verraden! Voor straf laat hij haar aan de staart van een paard over de rotsen slepen. Dit verhaal, dat wat betreft het motief van de verliefde prinses die haar vaderstad uitlevert, mogelijk op een ouder Grieks voorbeeld (Skylla en Minos) teruggaat, kon in de 19e eeuw nog in Centraal-Azië gehoord worden. In India vinden we het motief van de overgevoeligheid weer in een andere context. In de Vetalapanchavimsati (De 25 verhalen van Vetala [een soort demon]), een verhalenbundel uit mogelijk al de 1e eeuw van onze jaartelling, en later in de aan Somadeva toegeschreven reusachtige Kathasaritsagara (Oceaan van sprookjesstromen, 10e eeuw), waarin ook de verhalen van de demon geïncorporeerd werden, gaan in het achtste verhaal de zonen van een brahmaan prat op hun buitengewone kieskeurigheid wat betreft respectievelijk eten, vrouwen en bedden. De koning test hen. De derde zoon kan het inderdaad niet uithouden op zeven matrassen: er blijkt een haar onder te liggen. Dit verhaal bereikte middels vertalingen en bewerkingen het Midden-Oosten (het werd als ‘De geschiedenis van de drie schelmen en de sultan’ onder andere in de Duizend-en-één nacht opgenomen) en uiteindelijk ook Europa, maar dan zonder het motief van de beddentest. Dat bleef wel hangen op het Indische subcontinent, waar het ook in de jongere mondelinge overlevering doordrong. Andersens vader was zeer belezen in de oriëntaalse literaturen en las zijn zoon hier veel verhalen uit voor. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de jonge Hans Christian via de lectuur van zijn vader op het thema van de prinses op de erwt gekomen is, al mag ook niet worden uitgesloten dat een gehoorde (Zweedse?) variant van de » Gelaarsde kat bij hem heeft meegespeeld. Er kan zelfs nog een vierde overlevering in het geding gebracht worden. Vanaf Herodotus worden in de klassieke literaturen de inwoners van de in 510 v.C. verwoeste Griekse stad Sybaris, gelegen aan de Golf van Tarente, afgeschilderd als buitengewoon verwijfd en levend in uitzonderlijke luxe. Van één Sybariet werd verteld dat hij, na een doorwaakte nacht op een bed van rozen, de volgende ochtend met blaren overdekt opstond. jurjen van der kooi studies: at 704; bp iii, pp. 330-332; iv, p. 460; Christensen 1936; em s.v. Prinzessin auf der Erbse; Scherf 1995, ii, pp. 838-840, 942-944. |
|