Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Grote Klaas en kleine Klaas (Unibos)Knoltsje is een arme boer met maar één koe. Zijn broer Hearke, die naast hem woont, is een rijke veeboer die op zijn arme broer neerkijkt. Op een kwade dag gaat de koe van Knoltsje dood, en de arme man gaat met de huid naar de stad om die te verkopen. In het bos ontwaart hij een stel rovers en hij vlucht met de huid een boom in. De rovers gaan onder de boom hun gestolen geld tellen. Knoltsje moet na een tijdje zijn plas kwijt en laat die neerdalen op de rovers, die dit als hemels water opvatten. Wanneer echter Knoltsje zijn koeienhuid op de rovers laat vallen, rennen ze van schrik weg met achterlating van het geld (vgl. at 1653 »Rovers onder de boom). De volgende dag laat hij zijn broer Hearke het geld zien en zegt dat hij dat voor de koeienhuid heeft ontvangen. Hearke laat meteen al zijn koeien slachten, gaat naar de markt, maar krijgt bijna niets voor de huiden. Hij begrijpt dat Knoltsje hem te grazen heeft genomen en wil hem vermoorden. Knoltsje heeft er een vermoeden van en zegt tegen zijn vrouw dat ze die nacht maar op zijn plek in bed moet liggen. Hearke gaat 's nachts naar het huis van Knoltsje en slaat diens vrouw in haar slaap met een bijl dood. Knoltsje gaat de volgende dag met een kar met kool naar de markt en neemt zijn dode vrouw met het afgeslagen hoofd mee. Hij stalt de kool uit en zet zijn vrouw erbij. Een klant die de vrouw voor de derde keer vraagt wat de kool kost, maar geen antwoord krijgt, geeft haar een klap waardoor het hoofd van de romp valt. Knoltsje zegt dat de klant zijn vrouw heeft vermoord en accepteert een flink bedrag als schadeloosstelling. Aan zijn broer Hearke vertelt hij dat hij dat geld heeft ontvangen voor zijn dode vrouw. Hearke slaat vervolgens zijn eigen vrouw dood, gaat ook met haar naar de markt, maar krijgt geen cent voor haar. Hearke begrijpt dat Knoltsje hem voor de tweede keer heeft beetgenomen en stopt hem in een zak om hem te verdrinken. Onderweg doet hij nog even een herberg aan om wat te drinken. Een varkenskoopman, die ook de herberg wil ingaan, hoort Knoltsje in de zak schreeuwen dat hij eruit wil en bevrijdt hem. Knoltsje stopt een varken in de zak en haalt uit de jaszak van de varkenskoopman diens portefeuille, die vol met geld zit. Hearke gaat met een bootje de zee op en gooit de zak met het varken in het water. De volgende dag komt hij tot zijn verbazing Knoltsje tegen. Die laat hem het geld zien dat hij van de veekoopman gestolen heeft en zegt dat er nog veel meer van op de zeebodem ligt. Hearke gaat weer met zijn bootje de zee op en springt op dezelfde plek van de vorige dag nu zelf het water in. Knoltsje heeft hem nooit meer gezien.
Dit grappige verhaal (at 1535, ‘The Rich and the Poor Peasant [Unibos]’; bij Andersen [zie hierna] Grote Klaas en Kleine Klaas geheten) werd in 1966 te Opeinde door Dam Jaarsma opgetekend uit de mond van de in 1903 geboren J. Poppema. Het is een van de 26 varianten die sinds het midden van de 19e eeuw in Friesland zijn opgetekend. Ook uit andere delen van Nederland, onder andere Groningen en Noord-Holland, zijn optekeningen bekend. In Vlaanderen was het sprookje eveneens geliefd: daar is het zo'n dertig keer gevonden. Het verhaal is in heel Europa zeer populair en heeft zich waarschijnlijk van hieruit over de wereld verspreid. Het is in totaal meer dan duizend maal opgetekend, voornamelijk in de 19e en 20e eeuw. De oudst be- | |
[pagina 155]
| |
kende variant is een in het Latijn geschreven gedicht uit de 11e eeuw, De Unibove (Over boer Eenos), dat is aangetroffen in de abdij van Gembloers in België. Boer Eenos moet het in dit gedicht niet opnemen tegen zijn broer, maar tegen de drie machthebbers in het middeleeuwse dorp: provoost, meier en geestelijke. De vele varianten van dit verhaal vertonen diverse onderlinge verschillen. De Nederlandse varianten sluiten deels aan bij de Duitse, deels bij de Belgische en Franse overlevering. Zo komt het motief van de rovers die door de koeienhuid worden weggejaagd voor in de Franse, Belgische en Nederlandse verhalen, maar niet in de Duitse. In de Duitse versies krijgt de arme boer op een andere manier veel geld voor zijn koeienhuid. Zo vindt hij in ‘Das Bürle’ (nr. 61 van de Kinder- und Hausmärchen) van de gebroeders Grimm op weg naar de markt een vogel en vraagt hij bij een boerderij of hij daar mag overnachten. De boerin is alleen thuis, maar krijgt 's avonds bezoek van haar minnaar, een pastoor, die ze vergast op allerlei lekkernijen. Kleine Klaas doet net of hij slaapt, maar ziet alles. Wanneer de boer thuiskomt, verbergt de boerin de lekkernijen op verschillende plaatsen. De pastoor wordt in de kast verstopt. Kleine Klaas verklapt aan de boer waar de lekkernijen verstopt zijn en beweert dat de gevonden vogel hem die plekken bekendmaakt. De boer koopt de vogel voor een groot bedrag van Kleine Klaas, die daarmee naar huis teruggaat. Deze versie is slechts enkele keren in Nederland - in Groningen en Friesland - opgetekend. Wat een ander motief betreft, het voor de tweede maal ‘doden’ van de vrouw of de moeder van Kleine Klaas, sluiten de Nederlandse verhaalversies geheel aan bij de Duitse, en niet bij de Franse. Hans Christian Andersen heeft het sprookje in de vorige eeuw in zijn Sprookjes en vertellingen opgenomen. De hoofdpersonen heten zoals gezegd Grote Klaas en Kleine Klaas en in plaats van koeien bezitten zij paarden. De Nederlandse verhalen vertonen voor een deel grote overeenkomst met de versie van Andersen. ton dekker teksten: Andersen 1952, pp. 5-11; khm nr. 61. |
|